Sector wil lek bij mest, strooisel en voer in biologische kringloop dichten

De biologische sector maakt in de praktijk nog altijd gebruik van gangbare mest, gangbaar strooisel en grondstoffen voor biologische diervoeders van buiten Europa. Daar wil de sector vanaf. Biohuis heeft een sectorplan ontwikkeld om deze ‘ongewenste input’ op termijn uit te faseren.

Sector+wil+lek+bij+mest%2C+strooisel+en+voer+in+biologische+kringloop+dichten
© Dick van Doorn

Het plan werd vorige week gepresenteerd tijdens het symposium Koplopers in Kringlooplandbouw in Kootwijkerbroek. Biohuis is de vereniging van Nederlandse biologische boeren en heeft ongeveer 1.000 leden. In de sector leeft een brede wens om koploper in kringlooplandbouw te zijn. Maar bij biologische bedrijven horen wat de sector betreft dan ook alleen biologische inputs voor de kringloop, en geen gangbare.

Mest, strooisel en voer blijken de grootste lekken te zijn in de biologische kringloop. In 2020 werd op verzoek van de sector het verplichte percentage van biologische mest verhoogd naar 70 procent. De volgende stap moet 80 procent zijn per 2024 en mogelijk 90 procent in de nabije toekomst. Oorspronkelijk zou dit 2025 moeten zijn. Dit doel loopt echter vertraging op, omdat hiervoor medewerking nodig is van certificerings- en controleorganisatie Skal en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze organisaties zijn nog niet zover.


Biologische champost

Een ander voorstel is om verplicht te stellen dat champost uit de biologische paddenstoelenteelt weer verplicht naar biologische grond gaat. De inzet van Biohuis is verder dat biologische mest uitgezonderd blijft van mestverwerking en dat de biologische sector uitgezonderd blijft van een eventuele graslandnorm of GVE-norm (grootvee-eenheid).


Een ander belangrijk aandachtspunt is het strooisel dat wordt gebruikt in de biologische veehouderij. Er wordt daar behoorlijk wat strooisel gebruikt: naar schatting 103.000 ton per jaar. Vanuit de biologische melkveehouderij is de strooiselbehoefte het grootste, met ruim 64.000 ton per jaar. Andere sectoren die veel strooisel gebruiken, zijn de biologische geitenhouderij (ruim 14.000 ton), varkenshouderij (ruim 13.000 ton) en vleesveesector (bijna 8.000 ton). Deze aantallen zijn een inschatting van de sector zelf, op basis van enquêteresultaten.


Strooisel

In de biologische varkenshouderij wordt al veel biologisch strooisel gebruikt. Meer dan de helft van het materiaal is biologisch stro. De andere sectoren blijven achter. In theorie is 16.500 ton Nederlands biologisch stro beschikbaar. Dat is slechts 15 procent van de behoefte. Om in de volledige strooiselbehoefte te voorzien, moet het biologisch graanareaal flink groeien. Dat is niet realistisch, vindt Biohuis zelf ook. Een deel van het biologisch strooisel moet dus uit andere landen komen, zoals Frankrijk en Italië.

Er zijn ook alternatieven. Zo zijn er biologische telers en veehouders die zich toeleggen op de teelt van miscanthus. Dit is als strooisel niet zo geschikt voor de geitenhouderij, vanwege de keutels die bovenop het gehakselde materiaal blijven liggen. In de melkveehouderij zijn echter wel goede ervaringen. En als strooisel in de pluimveehouderij en varkenshouderij is het materiaal uitermate geschikt. Er zijn pluimveehouders die het telen in de uitloop voor de biologische kippen.

Miscanthus heeft weinig tot geen bemesting nodig, kan tot vier meter hoog worden, heeft een levensduur van 20 jaar en levert 15 tot 19 ton per hectare per jaar op. Het duurt wel een jaar of drie voordat de teelt op gang komt en in het begin is de (mechanische) onkruidbestrijding in de biologische teelt een uitdaging, blijkt uit praktijkervaring.


Natuurmaaisel

Natuurmaaisel kan ook een bijdrage leveren aan het strooisel voor de biologische veehouderij. Het aanbod hiervan uit natuurgebieden neemt de laatste jaren toe. Toch zijn hier ook een aantal uitdagingen. Het materiaal wordt vaak niet voldoende droog gewonnen, de kosten zijn vrij hoog en de aanwezigheid van boterzuur heeft bij vochtig worden van het materiaal nadelige gevolgen voor vee.


De laatste doorn in het oog van de biologische sector is de aanvoer van biologische grondstoffen voor voer van buiten Europa. Met name soja komt vaak uit Azië of West-Afrika. Op dit moment komt minder dan 5 procent van de grondstoffen uit Nederland zelf. 50 procent komt uit de Europese Unie (inclusief Nederland) en 80 procent uit geografisch Europa (inclusief de Europese Unie). Als alles uit Nederland moet komen, dan moet het biologisch areaal voor de mengvoerteelt ongeveer drie maal het huidige Nederlandse biologische akkerbouwareaal worden.

Ook alle andere landen in Noordwest-Europa zijn netto-importeurs van biologische diervoedergrondstoffen. Voor andere landen in Europa is dat niet het geval. Landen als Roemenië, Bulgarije, Polen, Litouwen en Hongarije produceren juist veel meer biologisch voer dan zijzelf nodig hebben.


Geografisch Europa

Biohuis dringt er op aan om grondstoffen voor het mengvoer van herkauwers vanaf 2030 uit geografisch Europa te laten komen. Hier hoort ook een land als Oekraïne bij. Voor de andere veehouderijsectoren wordt gewerkt aan het sluiten van een convenant met de veevoersector voor het afbouwen van niet-Europese grondstoffen. Er moet dus afscheid genomen worden van de 20 procent die nu nog uit de rest van Europa komt.

Om ervaringen en kennis op te doen, zijn de afgelopen drie jaar binnen de thema’s strooisel, mest en veevoer pilots uitgevoerd met biologische ondernemers die vooroplopen in onder meer miscanthus als strooisel, stikstofefficiëntie en krachtvoerteelt in samenwerking tussen veehouders en akkerbouwers.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    6° / 0°
    85 %
  • Zaterdag
    4° / 0°
    90 %
  • Zondag
    15° / 6°
    85 %
Meer weer