Gerechtshof: twee omwonenden hebben te veel last van stank van veebedrijven

Zestien bewoners rond veebedrijven in Noord-Limburg, Overijssel, Gelderland en in Noord-Brabant zijn een procedure begonnen tegen de staat. Ze vinden dat ze zoveel last hebben van de stank dat hun ongestoord woongenot is aangetast. Ze zien dit als een grondrecht. Hun belangen worden naar eigen zeggen verwaarloosd ten gunste van de economische belangen van de veehouderij. Ze willen dat de staat zorgt voor minder stank en hun schade vergoedt.

Het gerechtshof heeft twee van de omwonenden van veebedrijven in het gelijk gesteld. Hun woonsituatie is zo slecht dat deze in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit artikel garandeert het recht van eenieder op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn briefwisseling.

Kwalificatie

Voor het meten van geurhinder wordt een theoretisch percentage van geurgehinderden vastgesteld. Deze percentages heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van een kwalificatie voorzien, onder meer variërend van 'slecht' tot 'extreem slecht'. Het gerechtshof oordeelt dat vanaf de situatie 'extreem slecht' de staat zonder meer de verplichting heeft om daar wat aan te doen.

Dat is bij deze twee eisers het geval. De staat moet wat aan de geurhinder doen en hun schade vergoeden, oordeelt het gerechtshof. De vorderingen van de overige eisers zijn afgewezen, bepaalde het gerechtshof in Den Haag dinsdag. In deze gevallen heeft het gerechtshof, onder meer door een gebrek aan concrete gegevens, niet kunnen vaststellen dat het om een extreem slechte situatie gaat.

Een van de twee eisers is inmiddels dankzij ondersteuning van de overheid verhuisd, waardoor die laatste aan de verplichtingen heeft voldaan. Voor de ander moet de overheid nog met een oplossing komen.