150 varkens-, voer- en mestritten per dag minder in eerste halfjaar

De varkenshouderij in Nederland boert achteruit wat betreft het aantal bedrijven en varkens. Dat is te zien aan de dalende aantallen vleesvarkens die slachthuizen verwerken en vleesvarkens en biggen die op export zijn gegaan.

In de eerste helft van dit jaar hebben varkenshouders 10,76 miljoen van die categorieën varkens op de markt gebracht. Dat blijkt uit cijfers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

In de eerste zes maanden van 2023 waren dat 10,82 miljoen vleesvarkens en biggen. In 2022 lag dat aantal nog op 11,11 miljoen.

De piek met een productie van 11,87 miljoen slachtrijpe varkens en exportbiggen lag in de eerste jaarhelft van 2021. Over dezelfde periode in 2020 was de productie met 11,72 miljoen nog iets lager. Het verschil in output van varkens tussen de eerste zes maanden van 2021 en 2024 komt daarmee 1,12 miljoen dieren lager uit: 712.269 vleesvarkens en 404.360 exportbiggen. Een teruggang van 9,4 procent.

De afname van de varkensproductie heeft ook gevolgen voor de werkgelegenheid in andere sectoren. Transporteurs van vleesvarkens en biggen hebben dit halfjaar minimaal vierduizend ritten minder gemaakt dan in het eerste halfjaar van 2021. Hierbij is uitgegaan van volle vrachten met 200 vleesvarkens of 1.000 biggen per rit.

Met vijf werkdagen per week vinden nu dus gemiddeld dertig varkenstransporten per dag minder plaats dan vier jaar geleden.

Producenten van diervoeders

Voor diervoederproducenten is de teruggang van de varkensproductie ook duidelijk merkbaar. Voor het gemak wordt de lagere varkensproductie teruggerekend naar de verminderde behoefte aan droogvoer.

Voor de productie van een big van 25 kilo is bij benadering 40 kilo zeugenvoer nodig en 25 kilo biggenvoer. Een vleesvarken dat groeit van 25 tot 125 kilo heeft daarbovenop nog 250 kilo vleesvarkensvoer nodig. Dat brengt het totale verbruik op 315 kilo voer per geslacht vleesvarken.

Bijna 225.000 ton minder voer

Voor de 712.269 minder geproduceerde vleesvarkens alleen al is bijna 225.000 ton minder voer nodig geweest. Voor het niet op hoeven fokken van 404.360 biggen is ruim 25.000 ton minder droogvoer nodig.

Het betekent dat de diervoedersector tussen 2021 en 2024 over de eerste jaarhelft bezien is geconfronteerd met een 250.000 ton verminderde productie van varkensvoer. Hierdoor valt productiecapaciteit vrij. Daarom worden met regelmaat overnames of samenwerkingen aangekondigd.

Aanvoer van grondstoffen

Door de lagere voerproductie vinden minder transportbewegingen plaats voor de aanvoer van grondstoffen. Daarbij hoeven ruim 7.800 minder bulkwagens van de voerfabrieken naar de erven van varkenshouders te rijden. Per werkdag worden gemiddeld zestig ritten met 32 ton varkensvoer minder gemaakt in vergelijking met 2021.

De 712.269 minder geproduceerde vleesvarkens en 404.360 biggen betekenen ook minder mest. Uitgangspunt is dat het op de markt brengen van drie vleesvarkens een kuub drijfmest met zich meebrengt.

Voor biggen in de opfokperiode worden een mestproductie van 350 kilo per plaats per jaar aangehouden en acht ronden per jaar. Deze mestproductie is bij de berekening ook meegenomen voor de opfok van de 712.269 vleesvarkens.

In vergelijking met de eerste zes maanden van 2021 en die van dit jaar is 283.948 kuub minder mest op de markt gekomen. Dit zijn 8.351 vrachtwagenladingen en 64 mestritten per dag.