Consortium wil effect methaanreducerende middelen bij melkvee beter inschatten

De zogeheten Global Methane Pledge, die gelanceerd is tijdens de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 2021 (COP26), streeft ernaar de methaanuitstoot in 2030 met minimaal 30 procent te verlagen ten opzichte van 2020. Reden is dat methaan een sterk broeikasgas is: 28 tot 34 keer sterker dan koolstofdioxide (CO2).

Melkkoeien stoten veel methaan uit, tot wel 500 gram per dag. Daarvan komt 80 procent vrij bij het verteringsproces. Toevoegingsmiddelen en vetsupplementen die de methaanuitstoot door de koe verminderen, kunnen daarom een belangrijke rol spelen in reductie van de methaanuitstoot. Toch krijgen deze middelen nauwelijks aandacht in beoordelingsinstrumenten en nationale inventarisatiesystemen met betrekking tot methaanuitstoot.

Een consortium van particuliere bedrijven en de WUR hebben de krachten gebundeld om dit te veranderen. Ze willen beter kwantificeren welke bijdrage de toevoegingsmiddelen en vetsupplementen leveren aan het verminderen van de methaanemissie in het spijsverteringsstelsel van melkkoeien.

Daartoe is dringend behoefte aan betrouwbare schattingen van de werkzaamheid van methaanreducerende middelen en supplementen. Het project gaat die middelen beoordelen door een combinatie van state of the art modelontwikkeling en het gelijktijdig testen van additieven in de praktijk.

Beloning voor inzet

Het project bouwt voort op recente resultaten van het gebruik van verschillende voeradditieven en supplementen die de uitstoot van methaan verminderen. De werking van die middelen varieert nogal. Daarom is het nodig die variatie in de praktijk te beoordelen. Welke variatie in werkzaamheid is er onder verschillende productieomstandigheden, en hoe is dit te kwantificeren?

Alleen vertrouwen op algemene schattingen van de gemiddelde methaanreductie volstaat niet, meldt het consortium. 'Vooral niet wanneer veehouders een beloning moeten krijgen voor het toepassen van strategieën om methaanemissies te verlagen.'

Daarnaast is belangrijk om de werkingsmechanismen van verschillende typen toevoegingsmiddelen niet over het hoofd te zien als ze worden samengevoegd. Is hun werkzaamheid dan nog steeds cumulatief? 'Elk type heeft zijn eigen specifieke details die moeten worden onderzocht, en alle belanghebbenden in de zuivelketen moeten deze details tegen elkaar en tegen andere managementopties kunnen afwegen.'

Aanpak van oplossing

Het project bestaat uit drie onderdelen. Gestart is met een promotieonderzoek om een modelmatige benadering toe te passen. Doel hiervan is een beter kwantitatief inzicht te krijgen in de werkingsmechanismen en bronnen van variatie in de effectiviteit van toevoegingsmiddelen en vetsupplementen.

Een bestaand model dat wordt gebruikt als Tier 3-benadering in de Nederlandse broeikasgas- en ammoniakemissie-inventarisatie wordt hiervoor uitgebreid. Met deze aanpak zijn geen uitgebreide testen nodig om mogelijke omstandigheden en combinaties van toevoegingsmiddelen te onderzoeken.

Het tweede element betreft de experimentele evaluatie van een combinatie van toevoegingsmiddelen en voedingssupplementen voor melkvee. Dergelijke informatie ontbreekt momenteel grotendeels en kan dienen als waardevolle set gegevens om de voorspellende capaciteit van het uitgebreide model te evalueren.

Het derde element behelst het verstrekken van feedback aan private partners, belanghebbenden in de zuivelproductieketen en de overheid. Deze terugkoppeling geeft richting aan de meest effectieve wijze waarop de informatie en kennis die voortvloeit uit het project, kan worden toegepast bij het beoordelen van de impact van toevoegingsmiddelen en supplementen.