Snijmais van 2024 is goed verteerbaar

Het maisseizoen van 2024 kenmerkte zich vooral door het extreem natte voorjaar. Hierdoor was het op veel plaatsen lastig om de mais op tijd in de grond te krijgen. Zeker in het zuiden van het land is veel mais pas eind mei of zelfs begin juni gezaaid. Door het groeizame weer tijdens de zomer kon het gewas deze achterstand op veel plaatsen grotendeels goedmaken. Doordat het in september en ook oktober redelijk warm en zonnig was, verliep ook de afrijping gunstig.

De Voeder Eenheid Melk (VEM) is met gemiddeld 1.002 een stuk hoger dan het langjarig gemiddelde van 989. Dit is het resultaat van een hogere verteringscoëfficiënt van de organische stof (VCOS) van 77,4 procent. Dat komt vooral door een hogere NDF-verteerbaarheid van 57,1procent. Dit kan deels worden verklaard door een kortere groeiperiode – er is later gezaaid – en de natte omstandigheden van het afgelopen jaar.

De gemiddelde VEM passeert hiermee voor het eerst de grens van 1.000 punten en is dus nog wat hoger dan bijvoorbeeld het topjaar van 2014, met een gemiddelde VEM van 999. Het zetmeelgehalte ligt met 372 gram per kilo iets boven het langjarig gemiddelde van 367 gram per kilo. Ook het drogestofgehalte van 381 gram per kilo ligt net iets boven het langjarig gemiddelde. Zoals verwacht is er door de omstandigheden wel veel variatie in zowel het drogestof- als zetmeelgehalte.

Vanwege de grote regionale verschillen van afgelopen jaar is de variatie in kwaliteit een stuk hoger dan andere jaren. Zo zien we dat de kwaliteit van de mais die in september is geoogst erg goed is, met een gemiddelde VEM van 1.018 en een gemiddeld zetmeelgehalte van 388 gram per kilo. Maar naarmate de mais later is geoogst, neemt de kwaliteit snel af. In oktober was het gemiddelde VEM-gehalte nog 999 en het zetmeelgehalte 370 gram per kilo, in november daalde dit verder naar gemiddeld 971 VEM en 341 gram per kilo.

Grote regionale verschillen

Ook per regio (noord, midden en zuid) zijn grote verschillen te zien in de kwaliteit van de snijmaiskuilen. Vooral in het zuiden, waar de nattigheid in het voorjaar het extreemst was, blijft de gemiddelde kwaliteit van de snijmais wat achter. Dit toont aan dat de snijmais die laat is gezaaid de achterstand niet helemaal heeft kunnen goedmaken, ondanks de relatief gunstige omstandigheden in september en oktober.

Al met al is de gemiddelde kwaliteit van de snijmais van afgelopen jaar goed. Maar er is wel een grote spreiding, variërend van een uitstekende kwaliteit voor de mais die op tijd kon worden gezaaid, tot tegenvallende VEM- en zetmeelgehaltes voor de mais die niet tijdig de grond inging.