Minister geeft boeren twee weken extra voor uitrijden mest

Verschillende sectororganisaties, waaronder LTO Nederland, hadden de minister gevraagd om de uitrijdperiode voor dierlijke mest dit jaar te verlengen. Door de extreem natte weersomstandigheden was het voor boeren het hele voorjaar lastig om hun land te bewerken, waardoor op veel plekken in Nederland dierlijke mest niet op tijd kon worden uitgereden.

Dit zou betekenen dat vanaf 1 september kunstmest moet worden gebruikt in plaats van beschikbare dierlijke mest en dat overige dierlijke mest moet worden afgevoerd. Dit terwijl de gebruiksruimte voor dierlijke mest niet altijd volledig benut is. Wiersma erkent dit probleem en heeft daarom besloten om de uitrijdperiode te verlengen.

Europese verplichting

Het vaststellen van een maximale uitrijdperiode is een Europese verplichting: de Nitraatrichtlijn. Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem zijn in het Besluit activiteiten leefomgeving specifieke perioden vastgelegd waarbinnen mest mag worden gebruikt.

Deze uitrijdperioden kunnen worden gewijzigd als sprake is van extreme weersomstandigheden in combinatie met een landbouwkundige noodzaak. Ook moet bij een wijziging rekening worden gehouden met het risico op verontreiniging van de bodem.

'Door de verlenging van twee weken kunnen boeren de resterende mest op een milieuvriendelijke manier verspreiden en het gewas van de juiste mineralen voorzien', schrijft Wiersma aan de Tweede Kamer. Boeren zijn hierbij gehouden aan hun totale jaarlijkse gebruiksruimte voor dierlijke mest.

Ook wordt met dit besluit voorkomen dat deze mest op de mestmarkt moet worden aangeboden, wat de druk op die markt verder zou vergroten.

Advies

Het besluit om de uitrijdperiode met twee weken te verlengen, is genomen op basis van het advies van een Expertcommissie. Deze commissie bestaat uit wetenschappers op het vlak van waterkwaliteit en plantengroei, het KNMI en vertegenwoordigers van sectorpartijen.

De Expertcommissie heeft beoordeeld in hoeverre een verlenging van de uitrijddatum van dierlijke mest nodig en mogelijk was, zodanig dat dit geen nadelige effecten heeft op de waterkwaliteit. De commissie komt tot de conclusie dat een verschuiving van de uiterste uitrijddatum van uiterlijk 31 augustus naar uiterlijk 15 september voor drijfmest op grasland mogelijk een gering verhogend effect heeft op de uitspoeling.

De commissie verwacht dat door de natte omstandigheden de hoeveelheid minerale stikstof in de bodem waarschijnlijk niet zo hoog zal zijn en bemesting zal waarschijnlijk nog resulteren in een stikstofopname van de gewassen na 31 augustus.

Ook constateert de Expertcommissie dat door de wijzigende klimatologische omstandigheden de groeiseizoenen verschuiven naar later in het jaar en dat gewassen later in het jaar nog groeien en dus stikstof opnemen. Dierlijke mest geeft ook organische stof in de bodem, die goed is voor de bodemstructuur en de biodiversiteit.

LTO had ook gevraagd naar uitstel van de vanggewasverplichting, maar daarover moet de minister nog een besluit nemen.