Eurofins Agro: 'Bijzonder voorjaarsweer maakt uienteelt lastiger'

Tijdens een talkshow van veredelingsbedrijf Hazera werd woensdag duidelijk dat koud en zonnig weer zorgde voor meer ophoping van suikers. Dat lokt meer insecten naar het gewas. 'Nu zien we bij uien een snelle groei. Trips kunnen zich snel ontwikkelen en dat kan een risico zijn', zegt Brolsma. 'Het kan een lastig jaar zijn.'

Gewasspecialist Arjan Bos van Hazera geeft aan dat voldoende nutriënten van belang zijn voor een vitaal gewas dat minder last krijgt van insecten. Door de vele neerslag kan er relatief veel nitraat zijn uitgespoeld. 'Een ui heeft kleine worteltjes en kan het nitraat kwijt zijn. Tot het eind van de groei moet de bemesting goed zijn.'

Bemestingstoestand

Teeltadviseur Nick van den Berkmortel van Vlamings gebruikt een EC-meter om de totale bemestingstoestand op een perceel te meten. Vroeg in het jaar meet hij bij uien de bodem ondiep, op 5 centimeter. 'Bij een nat voorjaar kan de EC flink zijn gezakt en moeten telers eerder bijbemesten. De EC-meter meet niet de elementen. Op basis van grondmonsters en de bemesting is wel een aardige inschatting te maken.'

Over het algemeen zijn telers goed bezig met het bemesten van stikstof, fosfaat en kalium. 'Maar dat is niet genoeg. In totaal zijn zo'n twintig nutriënten essentieel voor de opname. Eén nutriënt kan bij de groei een beperkende factor zijn. Kalium is denk ik voor uien het belangrijkste nutriënt. Het is de regelneef bij ontwikkeling en groei', zegt Brolsma.

Gewasontwikkeling

Andere nutriënten die ter sprake komen, zijn onder ander zwavel, magnesium, borium en mangaan. Omdat de lucht steeds schoner is, komt er minder zwavel op de grond. Veel kalium in de bodem verdringt magnesium en dat kan gevolgen hebben voor de gewasontwikkeling.

Mangaan en borium zijn nutriënten die telers vaak via bladbemesting geven. 'Het blad bij uien is wel een uitdaging om voldoende nutriënten via bladbemesting te geven. Er zit bij bladbemesting een maximum aan het geven van nutriënten. De grond moet met 70 à 80 procent van de nutriënten de basis zijn', zegt teeltadviseur Van den Berkmortel.

Plantbeschikbaarheid

De hoogte van de pH heeft gevolgen voor de beschikbaarheid van nutriënten. Bij een hoge pH houdt de grond mangaan vast en is de plantbeschikbaarheid laag. De beschikbaarheid van borium is als één van de weinige nutriënten niet afhankelijk van de pH. De fosfaatbeschikbaarheid is goed bij een pH van 6 à 6,5 en neemt af bij een hoge of lage pH. 'Op zandgrond moet de pH niet lager zijn dan 5', vindt Brolsma. 'Voor de beschikbaarheid van nutriënten moet de pH richting de 6 gaan.'

De directe beschikbaarheid van nutriënten is vast te stellen via de BijmestMonitor van Eurofins Agro. Deze wordt het meest gebruikt bij aardappelen. Het gewas uien staat volgens Brolsma op plek twee of drie. 'Met de BijmestMonitor is een hogere opbrengst te realiseren. Het geeft zich op gehalten aan nutriënten in de plant en in de bodem.'