Internationale tuinbouw draait om samenwerking
Met de wereldwijde groei van bedekte teelten hebben Nederlandse kassenbouwers en installatiebedrijven de wind in de rug. De Rabobank spoort hen aan om nog meer te gaan samenwerken in het rapport 'Een goed klimaat voor tuinbouwtechniek'.
Bedekte teelt bevindt zich onder een gunstig gesternte. Wereldwijd willen steeds meer landen hun voedselvoorziening zelf lokaal regelen en glastuinbouw is daar bij uitstek voor geschikt, juist ook voor droge gebieden als het Midden-Oosten en eilandstaten als Japan. De afgelopen tien jaar is in de glastuinbouw een stevige groei te zien geweest: het wereldwijde areaal blijvende bedekte teelt bedraagt momenteel zo'n 600.000 hectare, met iets minder dan 10 procent glas en met ruim 90 procent folie als bedekking. 500.000 hectare is voor de productie van groente en fruit en 100.000 voor sierteelt.
In het rapport 'Een goed klimaat voor tuinbouwtechniek', dat in december verscheen, voorspelt de Rabobank dat de groei zich de komende jaren voortzet. Voor internationale kassenbouw- en installatiebedrijven is de verwachte groei de komende vijf jaar zo'n 6 procent per jaar. In het hightech-areaal met een bedekking van glas, waarin minimaal controle en regulering van temperatuur, watergift, luchtvochtigheid en bemesting plaatsvindt, is de geraamde jaarlijkse groei ongeveer 7 procent. Dat geldt met name in landen waar (een deel van de) consumenten voldoende koopkracht hebben om duurdere producten te kunnen betalen.
Uiteenlopende kansen in de markt
In het lowtech-areaal, met een bedekking van plastic folie, voorziet de Rabobank een groei van circa 4 procent per jaar. In de glasteelt en in de omvorming van lowtech- naar midtech-systemen nemen de investeringsbedragen per vierkante meter toe, bijvoorbeeld door gehard en diffuus glas, hogere kassen, zuiniger verwarmingsketels, ventilatoren en technieken voor ontvochtiging. Daardoor kan de groei in waarde oplopen tot bijna 10 procent.
'Nederland is een prima proeftuin om vernieuwingen uit te proberen’
Tenslotte noemt de bank de ontwikkelingen in vertical farming, waarbij dezelfde leveranciers, aannemers en installatiebedrijven zijn betrokken als bij kassen. Dat areaal bedraagt nu wereldwijd zo'n 40 hectare en de geraamde groei is de komende vijf jaar jaarlijks ongeveer 15 procent.
tekst gaat verder onder het kader
Investeringsniveau neemt nog steeds toe
Het investeringsniveau in Nederlandse kassenbouw en installaties schommelde volgens het Rabobankrapport tussen 2005 en 2020 jaarlijks tussen de 100 en 700 miljoen euro per jaar. Het gaat voor een groot deel om diepte-investeringen, omdat het areaal glastuinbouw in Nederland volgens het CBS tussen 2010 en 2019 daalde van 10.237 naar 9.693 hectare. De nieuwbouwwaarde is voor 'standaard'-uitrusting de afgelopen twee decennia fors gestegen door een uitgebreidere uitrusting en prijsstijging van bedrijfsmiddelen. Als voorbeeld is voor een kas van 4 hectare met buisrailverwarming, steenwolsubstraatunits en een enkel scherm de afschrijving van 2001 tot 2018 gestegen van € 5,84 per vierkante meter naar € 9,24 per vierkante meter, een stijging van zo'n 2 procent per jaar. Maar steeds vaker wijkt de bouw af van de standaard en vinden er aanvullende investeringen plaats. Een kas gaat technisch gezien 20 tot 25 jaar mee, maar door technologische ontwikkelingen is de economische levensduur dikwijls korter dan die periode. Dat geldt eens te meer voor de installaties in de kas, die vaak eerder aan vervanging toe zijn vanwege een kortere technische en economische levensduur.De bank plaatst wel een kanttekening: omdat de groei in verschillende landen afhankelijk is van de overheid, bijvoorbeeld door investerings- en rentesubsidies of belastingmaatregelen kan het uiteindelijke groeipercentage afwijken. 'De groei biedt hoe dan ook veel kansen voor Nederlandse kassenbouwers en installatiebedrijven', zegt Lambert van Horen, analist tuinbouw bij Rabo Research, en samen met René Gomersbach, sectorspecialist tuinbouw bij de bank, auteur van het rapport. 'Nederland is internationaal toonaangevend in (hightech) kassenbouw en de daarbij behorende installaties.'
Triple helix-samenwerking koesteren
Toch waarschuwt Van Horen de Nederlandse sector om niet op zijn lauweren te gaan rusten, omdat de ontwikkelingen in onder meer de Chinese, Israëlische en Amerikaanse tuinbouwtechniek heel snel gaan. 'Om als Nederlandse tuinbouwtechniek onze voorsprong te behouden, moeten we blijven inzetten op onderzoek en ontwikkeling, de financiering van gerelateerde start-ups, de samenwerking met kennisinstituten en universiteiten en de 'triple helix'-samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers.'
Als belangrijke reden noemt de analist de verschuiving bij investeringen in de glastuinbouw van familiebedrijven naar investeerders van buiten de glastuinbouw. Deze zijn naar zijn mening risicomijdend en op zoek naar projecten die een stabiele productie en daarmee stabiele kasstroom opleveren, zodat hun geld kan renderen. Dat betekent dat 'harde' techniek als kasconstructies en installaties een belangrijke rol blijven spelen, maar dat vooral ook de software en de organisatie van projecten een steeds prominentere plaats krijgen.
Als voorbeeld noemt Van Horen de complexiteit van glastuinbouwprojecten in China met vaak een omvang van 40 tot 70 hectare, veel groter dan wat gebruikelijk is in Nederland. Dat betekent dat samenwerking tussen bedrijven noodzakelijk is om ze te kunnen realiseren. 'Je kunt ze zien als de 'Unilevers' van China, die geen zaken willen doen met 27 verschillende bedrijven, maar graag één aanspreekpunt willen voor hun turn-keyprojecten. Deze willen ze vervolgens in korte tijd kant-en-klaar opgeleverd zien', zegt de analist. Volgens hem geldt daarbij 'olifanten zoeken olifanten' en is consolidatie steeds meer gewenst.
Van Horen juicht de activiteiten toe van stichting Dutch Greenhouse Delta (DGD) in Naaldwijk, waarin telers, leveranciers, kassenbouwers, installateurs, zaadveredelaars, onderzoeksinstituten en universiteiten samenwerken en spoort DGD aan om de samenwerking te intensiveren. 'Met haar jarenlange ervaring in de glastuinbouw is Nederland nog steeds een prima proeftuin om vernieuwingen uit te proberen die anderen graag eerst in de praktijk toegepast zien', zegt hij. Volgens hem is daar juist de triple helix op zijn plaats, met publiek-private samenwerking tussen kennisinstituten als Wageningen University & Research en TNO, betrokken ministeries en financiële instellingen. Ook de gezamenlijke ontwikkeling van internationale waarden en normen door koepelorganisaties als de AVAG zijn daarbij van belang.
Dit artikel is gecreëerd door onze kennispartner Rabobank
Rabobank
Rabobank is een coöperatieve bank met een missie. Samen met onze stakeholders zetten we ons al 125 jaar in voor een toekomstbestendige samenleving en...
Lees verder »