Maismeetnet
Vijftien melkveehouders met mais verspreid over het land meten twee keer per week de hoogte van hun gewas en duiden het groeiseizoen. Samen vormen zij het Maismeetnet, een initiatief van Nieuwe Oogst dat al meer dan 25 jaar loopt.
Onder de updates, waarin de telers vertellen hoe het gaat met hun mais, stellen ze zich voor en ziet u de stand van zaken in een grafiek. Verder staan op deze pagina de laatste Maismeetnet-video's en is ander maisnieuws te bekijken.
Achtergrondinformatie over Maismeetnet
Mais is een van de belangrijkste gewassen in de Nederlandse melkveehouderij. Niet alleen vanwege de hoge energieopbrengst in de vorm van Voeder Eenheid Melk (VEM), maar ook door de bijdrage aan een evenwichtige rantsoensamenstelling. Voor maistelers en melkveehouders zijn aspecten zoals rassenkeuze, bemesting, gewasbescherming en oogst cruciaal om een hoge opbrengst en optimale kwaliteit te bereiken.
Daarom is Nieuwe Oogst gestart met het Maismeetnet, dat waardevolle inzichten biedt voor telers door data van verschillende percelen in Nederland te verzamelen. Het netwerk van vijftien melkveehouders geeft actuele informatie over de groei, ontwikkeling en afrijping van mais en helpt telers onder meer bij het maken van keuzes rondom oogstmomenten.
Hieronder worden wat essentiële aandachtspunten voor de maisteelt beschreven, van het kiezen van het juiste ras tot het inkuilen van de geoogste mais.
Rassenkeuze: het fundament voor een goede opbrengst
Een succesvolle maisteelt begint met de rassenkeuze. Het juiste ras kiezen, afgestemd op de bodemsoort en de omstandigheden op het bedrijf, is cruciaal voor een hoge opbrengst en kwaliteit. Factoren die een rol spelen bij de rassenkeuze zijn onder andere:
-
VEM-opbrengst: De voederwaarde van de mais in termen van energie is een belangrijke graadmeter.
-
Aftoppingen in afrijping: Het ras moet goed afrijpen om een optimale droogtegraad en voedingswaarde te bereiken.
-
Vogelvraatresistentie: Sommige rassen zijn beter bestand tegen vogelvraat, wat schade en opbrengstverlies kan beperken.
-
Tolerantie tegen ziekten en plagen: Een ras dat minder gevoelig is voor ziekten en plagen, zoals fusarium of de maiswortelboorder, kan bijdragen aan een stabiel gewas.
Zaaibedbereiding en inzaaien: de basis voor een goede start
Een goed begin is het halve werk en dat geldt zeker voor mais. Een goede zaaibedbereiding is essentieel om de zaden een optimale start te geven. Een fijn, egaal zaaibed zorgt ervoor dat de maiszaden goed contact maken met de bodem en snel kunnen kiemen.
Bodembewerking
Voor een optimaal zaaibed moeten de volgende zaken in acht worden genomen:
-
Drainage: Mais kan slecht tegen wateroverlast. Zorg voor een goede waterafvoer om verstikking van de wortels te voorkomen.
-
Bodembewerking: Afhankelijk van de bodemsoort kan ploegen of het gebruik van een rotorkopeg helpen de structuur van het zaaibed te verbeteren.
-
PH-waarde: De bodem moet een geschikte zuurgraad hebben (pH 5,5 - 6,5) om de beschikbaarheid van nutriënten te maximaliseren.
Inzaaien
Het inzaaien van mais gebeurt idealiter in april of mei, wanneer de bodemtemperatuur boven de 10 graden ligt. Moderne maiszaden worden vaak voorzien van een coating, die beschermende stoffen bevat tegen vogels en bodemschimmels. Deze maiszaadcoating helpt de jonge planten door de eerste kritieke fase heen, waarin ze vatbaar zijn voor invloeden van buitenaf.
Bij het zaaien moet worden gelet op:
-
Zaaiafstand: Een juiste afstand tussen de planten zorgt voor voldoende ruimte om te groeien en een goede lichtinval.
-
Zaaihoeveelheid: Te veel of te weinig zaden per hectare kan leiden tot een suboptimale groei en opbrengst.
-
Diepte van het zaaien: Het is belangrijk dat de zaden op de juiste diepte worden ingezaaid; op ongeveer 4-5 centimeter.
Bemesting: het voeden van het gewas
Bemesting is van cruciaal belang voor een gezonde groei en hoge opbrengst van mais. Mais heeft veel nutriënten nodig, waaronder stikstof (N), fosfor (P), kalium (K) en zwavel (S). Een evenwichtige bemesting houdt rekening met de bodemvruchtbaarheid, gewasbehoefte en wettelijke normen voor mestgebruik.
Meststoffen
-
Stikstof (N): Mais heeft veel stikstof nodig, vooral in de beginfase van de groei. Stikstof stimuleert de bladontwikkeling en algemene groei.
-
Fosfor (P): Fosfor is belangrijk voor de wortelontwikkeling. Vooral op gronden met een lage fosfaatbeschikbaarheid kan fosfaatbemesting noodzakelijk zijn.
-
Kalium (K): Kalium is essentieel voor de vochtregulatie en de weerstand van de plant tegen stress door bijvoorbeeld droogte.
Het is belangrijk om de bemesting af te stemmen op de verwachte maisopbrengst en om rekening te houden met de minerale samenstelling van de bodem. Een goede kuilanalyse kan later in het seizoen helpen te evalueren of de bemesting adequaat is geweest.
Gewasbescherming en onkruidbestrijding: behoud van gezonde mais
Gewasbescherming is een belangrijk aspect van de maisteelt. Ziekten, plagen en onkruiden kunnen de opbrengst aanzienlijk verminderen. Onkruidbestrijding moet vroeg in het seizoen plaatsvinden, omdat onkruiden in de eerste groeifase van de mais concurreren om licht, water en voedingsstoffen.
Onkruidbestrijding
Onkruid kan de maisplant ernstig beconcurreren, vooral in de beginfase. Er zijn verschillende methoden om onkruid te bestrijden:
-
Mechanische onkruidbestrijding
In de maisteelt wordt mechanische onkruidbestrijding steeds vaker gebruikt, vooral als aanvulling op of alternatief voor chemische herbiciden. Mechanische bestrijding helpt bij het verminderen van de afhankelijkheid van herbiciden, draagt bij aan het voorkomen van resistentieontwikkeling en past binnen duurzame teeltmethoden. Hier zijn de meest gebruikte vormen van mechanische onkruidbestrijding in de maisteelt:
Schoffelen
Schoffelen is een van de meest gangbare vormen van mechanische onkruidbestrijding in de maisteelt. Hierbij worden onkruiden tussen de rijen maisplanten machinaal verwijderd door de grond te bewerken.
-
Voordelen:
-
Het verwijdert onkruid tussen de rijen effectief.
-
Het kan de bodemstructuur verbeteren door de grond los te maken, wat de waterinfiltratie kan bevorderen.
-
Schoffelen kan helpen bij het aanaarden van de maisplanten, wat de stabiliteit van de plant verhoogt.
-
-
Nadelen:
-
Schoffelen moet nauwkeurig worden uitgevoerd om schade aan de maisplanten te voorkomen.
-
Het kan moeilijk zijn in natte omstandigheden of op zware kleigronden.
-
Schoffelen heeft geen effect op onkruid dat direct naast of tussen de maisplanten groeit.
-
Eggen (tril- of wiedeggen)
Eggen is een andere populaire methode waarbij een eg wordt gebruikt om het onkruid los te trekken en te verstoren. Vooral vroeg in het seizoen, wanneer de maisplanten nog klein zijn, kan eggen effectief zijn in het bestrijden van onkruid.
-
Voordelen:
-
Het is geschikt voor zowel kleine als grotere onkruiden, afhankelijk van de timing.
-
Eggen kan op grote schaal worden toegepast en heeft een relatief lage werkkost.
-
Het kan kort na opkomst van het onkruid worden uitgevoerd, waardoor het effectief is in de vroege groeifase van de mais.
-
-
Nadelen:
-
Eggen is minder effectief tegen diepwortelende onkruiden of onkruiden die al goed geworteld zijn.
-
Het kan schade toebrengen aan jonge maisplanten als het te agressief wordt uitgevoerd.
-
Aanaarden
Bij aanaarden wordt grond opgeworpen naar de basis van de maisplanten, wat de planten stabiliseert en het onkruid in de rijen bedekt. Dit wordt meestal gecombineerd met schoffelen.
-
Voordelen:
-
Het bedekt het onkruid tussen de rijen, wat het onkruid verstikt en voorkomt dat het opnieuw groeit.
-
Aanaarden verhoogt de stabiliteit van de maisplanten, vooral op lichte gronden of bij gewassen die vatbaar zijn voor omvallen.
-
Het bevordert een goede bodemstructuur rondom de plant.
-
-
Nadelen:
-
Deze methode werkt alleen effectief in de tussenrijen en kan niet worden toegepast op onkruid direct naast de maisplant.
-
Het vereist nauwkeurigheid om schade aan de maisplanten te voorkomen.
-
Roterende schoffel (rotary hoe)
De roterende schoffel is een werktuig met draaiende tanden die onkruid en de bovenste laag van de grond losmaakt. Dit wordt nog niet breed ingezet, maar in combinatie met onderzaai is het een handig apparaat. Het kan effectief zijn in de vroege groeifase van de mais, wanneer het onkruid net is gekiemd.
-
Voordelen:
-
Het is een snelle methode om op grote schaal jonge onkruiden aan te pakken.
-
Het verstoort de wortels van het onkruid, waardoor ze uitdrogen en afsterven.
-
Het verbetert de lucht- en waterdoorlatendheid van de bodem.
-
-
Nadelen:
-
De roterende schoffel is minder effectief tegen grotere of dieper gewortelde onkruiden.
-
Het kan schade veroorzaken aan jonge maisplanten als het te vroeg wordt uitgevoerd.
-
Cameragestuurde onkruidbestrijding
Moderne technologieën, zoals cameragestuurde schoffelmachines, worden steeds populairder in de maisteelt. Deze machines gebruiken camera’s en sensoren om de positie van de maisplanten nauwkeurig te bepalen, zodat het schoffelwerktuig het onkruid tussen en dicht bij de planten kan verwijderen zonder de gewassen te beschadigen.
-
Voordelen:
-
Zeer nauwkeurige schoffeltechniek die schade aan maisplanten voorkomt.
-
Kan dicht bij de maisplanten werken, waardoor onkruid in de buurt van de gewassen wordt verwijderd.
-
Vermindert de noodzaak van chemische onkruidbestrijding en past goed in duurzame teeltmethoden.
-
-
Nadelen:
-
De apparatuur is duurder dan traditionele schoffelmachines.
-
Vereist gespecialiseerde kennis en ervaring om effectief te gebruiken.
-
Vlammen (thermische onkruidbestrijding)
Vlammen of thermische onkruidbestrijding is een methode waarbij hitte wordt gebruikt om het onkruid te vernietigen. Deze methode wordt meestal toegepast voordat het onkruid goed geworteld is, vooral bij jonge onkruiden die nog niet sterk zijn ontwikkeld.
-
Voordelen:
-
Kan effectief zijn tegen onkruid dat moeilijk mechanisch te bestrijden is.
-
Het is een milieuvriendelijke methode zonder gebruik van chemische middelen.
-
Thermische onkruidbestrijding kan worden ingezet in situaties waar bodembewerking moeilijk is.
-
-
Nadelen:
-
Deze methode is minder geschikt voor grote oppervlakten en kan arbeidsintensief zijn.
-
Vlammen is minder effectief tegen diepgewortelde onkruiden.
-
Het verbruik van gas voor vlammen kan kosten en milieubelasting verhogen.
-
Hakken en wieden (handmatig)
In sommige gevallen, vooral bij kleinere percelen of moeilijk bereikbare delen van het veld, kan handmatig hakken en wieden noodzakelijk zijn. Dit is een zeer arbeidsintensieve vorm van onkruidbestrijding, maar kan in sommige gevallen noodzakelijk zijn, vooral bij hardnekkig onkruid of onkruid dat direct rond de maisplanten groeit.
-
Voordelen:
-
Zeer nauwkeurige methode om onkruid direct rond de maisplanten te verwijderen.
-
Geen gebruik van chemische middelen nodig.
-
-
Nadelen:
-
Zeer arbeidsintensief en daardoor minder geschikt voor grotere oppervlakten.
-
Duur en tijdrovend bij grootschalige teelt.
-
-
Chemische onkruidbestrijding
In de maisteelt worden herbiciden veel gebruikt om onkruid te bestrijden en concurrentie voor licht, water en voedingsstoffen te verminderen. Onkruiden kunnen de mais in de vroege groeifase sterk beconcurreren, wat een negatieve invloed heeft op de uiteindelijke opbrengst. Om dit te voorkomen, worden verschillende soorten herbiciden toegepast, zowel voor als na opkomst van het gewas. Hier volgt een overzicht van veelgebruikte herbiciden in de maisteelt.
Pre-emergente herbiciden (toegepast voor opkomst)
Pre-emergente herbiciden worden toegepast na het inzaaien van mais, maar vóór de opkomst van het gewas en het onkruid. Deze middelen richten zich op het voorkomen van onkruidgroei door de kieming en ontwikkeling van onkruidzaden te blokkeren.
-
S-metolachloor (Dual Gold): Dit middel wordt vaak gebruikt in de pre-emergente fase. Het werkt vooral tegen eenjarige grasachtigen en breedbladige onkruiden. S-metolachloor wordt door de bodem opgenomen en remt de kieming en groei van onkruiden.
-
Pendimethaline (Stomp): Pendimethaline is een breedwerkend bodemherbicide dat effectief is tegen eenjarige grasachtigen en breedbladige onkruiden. Het wordt vaak toegepast direct na het zaaien en biedt langdurige bescherming.
-
Dimethenamide-P (Frontier Optima): Dit is een ander bodemherbicide dat voornamelijk gericht is op het bestrijden van eenjarige grasachtigen, maar ook breedbladige onkruiden kan onderdrukken.
Post-emergente herbiciden (toegepast na opkomst)
Post-emergente herbiciden worden toegepast na de opkomst van de mais en het onkruid. Deze herbiciden doden het onkruid dat al aanwezig is en worden vaak gebruikt als corrigerende maatregelen wanneer onkruid toch de pre-emergente behandeling heeft overleefd.
-
Mesotrione (Callisto): Mesotrione is een veelgebruikt herbicide in de post-emergente fase. Het is effectief tegen een breed scala aan breedbladige onkruiden. Het remt de fotosynthese van de onkruiden, wat leidt tot verkleuring en afsterving. Mesotrione kan zowel in de pre- als post-emergente fase worden gebruikt, maar wordt vaak ingezet in de vroege post-emergente fase.
-
Nicosulfuron (Milagro): Nicosulfuron is een systemisch werkend herbicide dat voornamelijk gericht is op grasachtigen, zoals windhalm, hanenpoot en andere grasachtige onkruiden. Het wordt opgenomen door de bladeren van het onkruid en zorgt voor een verstoring van de celgroei, wat leidt tot afsterving.
-
Rimsulfuron (Titus): Rimsulfuron is een ander systemisch herbicide dat voornamelijk wordt gebruikt tegen grasachtige onkruiden, maar ook werkt tegen sommige breedbladige soorten. Het kan worden toegepast in de vroege groeifase van de mais en is zeer effectief wanneer het vroeg na opkomst wordt gespoten.
-
Dicamba (Banvel): Dicamba is een breedwerkend post-emergent herbicide dat effectief is tegen breedbladige onkruiden. Het werkt door het ontregelen van de groeihormonen van het onkruid, wat leidt tot afsterven. Dicamba kan ook worden gecombineerd met andere herbiciden om het werkingsspectrum te verbreden.
Combinatieherbiciden
Veel telers kiezen voor combinaties van pre- en post-emergente herbiciden om een breed scala aan onkruiden te bestrijden. Dit zorgt voor een langere bescherming en helpt om resistentie te voorkomen. Enkele populaire combinatieproducten zijn:
-
Adengo (isoxaflutool + thiencarbazone): Adengo is een combinatieherbicide dat kan worden toegepast in zowel de pre- als de post-emergente fase. Het werkt tegen zowel grasachtigen als breedbladige onkruiden en biedt langdurige bescherming.
-
Elumis (mesotrione + nicosulfuron): Elumis combineert twee werkzame stoffen om zowel grasachtige als breedbladige onkruiden aan te pakken. Deze combinatie is vooral effectief in de post-emergente fase en biedt een breed werkingsspectrum.
-
Calaris (mesotrione + terbuthylazine): Dit herbicide wordt zowel pre- als post-emergent gebruikt en is effectief tegen breedbladige onkruiden. Het wordt vaak ingezet wanneer er een risico is op resistentie tegen andere middelen.
Herbiciden tegen specifieke onkruiden
Sommige onkruiden, zoals kweekgras of haagwinde, vereisen een gerichte aanpak. Voor dergelijke hardnekkige onkruiden worden specifieke herbiciden gebruikt:
-
Topsin (fenoxaprop): Dit is een selectief herbicide dat specifiek gericht is tegen grasachtigen zoals kweekgras. Het wordt na opkomst toegepast en doodt het gras door opname via de bladeren.
-
Fluroxypyr (Starane): Dit herbicide is effectief tegen breedbladige onkruiden zoals haagwinde. Het werkt door de groeihormonen van het onkruid te verstoren, waardoor het stopt met groeien en uiteindelijk afsterft.
Resistentiebeheer
Het voorkomen van resistentie tegen herbiciden is een belangrijk aspect van onkruidbeheer in de maisteelt. Door het gebruik van verschillende werkingsmechanismen en het afwisselen van herbiciden kan resistentie worden voorkomen. Daarnaast wordt vaak aangeraden om ook mechanische onkruidbestrijding, zoals schoffelen, te integreren in de teeltpraktijk om afhankelijkheid van chemische middelen te verminderen.
Gewasbescherming tegen ziekten en plagen
Ziekten zoals fusarium kunnen de kwaliteit van de mais ernstig aantasten. Een geïntegreerde aanpak van gewasbescherming kan helpen de risico’s te beheersen. Hieronder staan vier veelvoorkomende ziekten en plagen en voorbeelden van verschillende bestrijdingsmethodes.
-
Ritnaalden
Ritnaalden, de larven van kniptorren, vormen een groot probleem voor de maisteelt. Ze kunnen aanzienlijke schade toebrengen aan jonge maisplanten doordat ze aan de wortels knagen, wat leidt tot een verminderde gewasstand en opbrengstverlies. Er zijn veel verschillende strategieën en middelen beschikbaar om ritnaalden in mais te bestrijden. We beschrijven enkele daarvan.
Granulaire insecticiden
Een veelgebruikte methode om ritnaalden te bestrijden is het toedienen van granulaire insecticiden tijdens het zaaien van de mais. Dit zorgt ervoor dat het gewas direct bij de wortels wordt beschermd. Populaire granulaire insecticiden zijn:
-
Force (tefluthrin): Dit is een breedwerkend insecticide dat effectief is tegen ritnaalden en andere bodeminsecten. Het middel wordt tijdens het zaaien in de grond gebracht, waar het de larven doodt die in de buurt van de zaden komen.
-
Belem (cyfluthrin): Ook een granulaat dat ingezet wordt tegen bodemplagen zoals ritnaalden. Belem wordt bij het zaaien toegepast rondom het maiszaad.
Zaadcoating
Steeds meer wordt gekozen voor gecoate maiszaden die voorzien zijn van een insecticide om ritnaalden te weren. Deze coating beschermt de jonge maisplant in de vroege fase tegen vraatschade. Populaire zaadcoatings bevatten insecticiden zoals Poncho (clothianidin). Een zaadbehandeling die bescherming biedt tegen bodeminsecten zoals ritnaalden. De coating wordt direct op het zaad aangebracht, wat ervoor zorgt dat het insecticide zich via de plant verspreidt. Mesurol (methiocarb) werd soms gebruikt in combinatie met vogelafweer en biedt bescherming tegen ritnaalden. In verband met milieuwetgeving is dit middel nu verboden.
Biologische bestrijdingsmiddelen
In toenemende mate worden ook biologische bestrijdingsmethoden ontwikkeld en toegepast om ritnaalden te bestrijden, met name vanuit het oogpunt van duurzaamheid en milieubescherming.
-
Nematoden: Aaltjes, zoals Steinernema en Heterorhabditis, zijn effectieve biologische bestrijders van ritnaalden. Deze microscopische wormen dringen de larven binnen en doden ze door het loslaten van bacteriën die de ritnaalden van binnenuit verteren.
-
Schimmels en bacteriën: Er worden ook proeven gedaan met bepaalde bodembacteriën en schimmels die ritnaalden doden of hun populaties beperken, zoals producten op basis van de schimmel Beauveria bassiana.
Vruchtwisseling
Een niet-chemische, preventieve aanpak is vruchtwisseling. Door te wisselen van gewas kunnen de populaties van ritnaalden worden verminderd. Ritnaalden hebben namelijk de voorkeur voor grasachtige gewassen zoals mais en granen. Door regelmatig te wisselen met bijvoorbeeld aardappelen, peulvruchten of suikerbieten, kan de plaagdruk worden verlaagd.
Mechanische bestrijding en bodemmanagement
-
Bodembewerking: Diepe grondbewerking, zoals ploegen, kan de ritnaaldenpopulatie in de bodem verstoren, waardoor ze blootgesteld worden aan natuurlijke vijanden zoals vogels.
-
Vermijden van graslandomzetting: Ritnaalden zijn vooral aanwezig in percelen die recent zijn omgezet van grasland naar bouwland. Door de bodem een jaar rust te geven of andere gewassen te telen na grasland, kan het ritnaaldenprobleem worden verminderd.
Monitoring en vangmethoden
Telers kunnen gebruik maken van feromoonvallen om de aanwezigheid en populatie van kniptorren (de volwassen vorm van ritnaalden) te monitoren. Op basis van de vangsten kan een betere inschatting worden gemaakt van de verwachte plaagdruk en de noodzaak van bestrijdingsmaatregelen.
Organische middelen
Er zijn enkele organische en milieuvriendelijke alternatieven die soms worden ingezet als preventieve maatregel. Kalkstikstof, een meststof, heeft een licht bestrijdende werking tegen bodeminsecten zoals ritnaalden, naast het voeden van het gewas.
-
Frit- en bonenvlieg
Fritvlieg en bonenvlieg kunnen in de maisteelt aanzienlijke schade veroorzaken, vooral in de vroege stadia van de gewasontwikkeling. Beide plagen richten hun schade aan door hun larven, die de jonge planten aantasten. Hier volgen enkele middelen tegen de fritvlieg en bonenvlieg in mais.
Zaadcoating
Een van de meest effectieve methoden voor het beschermen van mais tegen fritvlieg en bonenvlieg is het gebruik van insecticide-zaadcoatings. Deze coatings bieden bescherming in de vroege groeifase van de maisplant, wanneer de larven van de vliegen de grootste schade kunnen aanrichten. Enkele veelgebruikte zaadcoatings zijn:
-
Poncho (clothianidin): Dit is een veelgebruikte zaadbehandeling in mais. Het insecticide in de coating biedt bescherming tegen zowel bodeminsecten als bovengrondse plagen, zoals fritvlieg en bonenvlieg.
-
Force (tefluthrin): Hoewel vooral gericht op bodemplagen zoals ritnaalden, biedt Force-coating ook enige bescherming tegen larven van frit- en bonenvlieg.
Granulaire insecticiden
Naast zaadcoating kunnen ook granulaire insecticiden tijdens het zaaien worden toegepast om frit- en bonenvliegenlarven te bestrijden. Deze middelen worden samen met het zaad in de grond gebracht, waardoor ze direct bij de wortelzone actief zijn, waar de larven zich voeden.
-
Force G (tefluthrin): Dit granulaire insecticide is effectief tegen verschillende bodemplagen, inclusief de larven van fritvlieg en bonenvlieg. Het wordt tijdens het zaaien van mais toegepast en beschermt de plant in de cruciale vroege groeifase.
Bestrijdingsmiddelen op basis van pyrethroïden
Pyrethroïden zijn synthetische insecticiden die vaak worden gebruikt in gewasbescherming, vooral tegen vliegende insecten. Deze middelen kunnen worden ingezet in mais om de volwassen frit- en bonenvliegen te bestrijden, voordat ze eieren leggen die later uitkomen als schadelijke larven.
-
Decis (deltamethrin): Dit is een pyrethroïde die effectief is tegen een breed scala aan insecten, waaronder frit- en bonenvlieg. Het middel wordt gespoten wanneer er een hoge druk van deze plagen wordt waargenomen.
-
Karate Zeon (lambda-cyhalothrin): Dit middel heeft een snelwerkende werking tegen vliegende insecten zoals fritvlieg en bonenvlieg. Het wordt vaak preventief of op basis van monitoring toegepast om schade door larven te voorkomen.
Biologische bestrijding
Hoewel biologische bestrijding minder gebruikelijk is bij het beheersen van fritvlieg en bonenvlieg, worden sommige biologische methoden onderzocht en toegepast.
-
Nematoden: Zoals bij de bestrijding van ritnaalden kunnen bepaalde aaltjes, zoals Steinernema en Heterorhabditis, worden ingezet tegen bodemlarven. Deze aaltjes dringen de larven binnen en doden ze van binnenuit, hoewel hun effectiviteit tegen fritvlieg en bonenvlieg nog variabel kan zijn.
Preventieve maatregelen
Naast chemische en biologische bestrijdingsmiddelen zijn er ook een aantal preventieve maatregelen die kunnen helpen de druk van fritvlieg en bonenvlieg te verminderen:
-
Vruchtwisseling: Door de maisteelt af te wisselen met andere gewassen kan de populatie van deze vliegen worden verminderd. Dit komt doordat de larven zich vaak ontwikkelen in grasland en dan migreren naar de jonge maisplanten.
-
Tijdige zaaibedbereiding: Een goede en tijdige zaaibedbereiding zorgt ervoor dat het gewas een voorsprong krijgt in de groei, wat de kwetsbaarheid voor aanvallen door larven vermindert.
-
Monitoring: Het monitoren van de aanwezigheid van frit- en bonenvliegen door middel van vangvallen of visuele inspecties kan helpen om tijdig in te grijpen voordat de plagen uit de hand lopen.
Mechanische bestrijding
Hoewel minder effectief tegen de vliegen zelf, kunnen bepaalde vormen van mechanische onkruidbestrijding indirect helpen door het verstoren van het leefgebied van de larven. Door regelmatig de grond te bewerken, kan de kans worden verkleind dat de larven zich in de wortelzone van de mais ontwikkelen.
-
Vogelvraat
Vogelvraat is een veelvoorkomend probleem in de maisteelt, vooral tijdens de vroege groeifasen wanneer vogels zoals kraaien, duiven en fazanten jonge maisplanten en zaden opeten. Dit kan leiden tot aanzienlijke opbrengstverliezen. Er zijn verschillende methoden en middelen beschikbaar om vogelvraat in mais te beperken, die zowel afschrikkende als beschermende technieken omvatten.
Zaadcoatings met vogelafweermiddel
Een van de meest populaire methoden om maiszaden te beschermen tegen vogelvraat is het gebruik van zaadcoatings die specifiek ontworpen zijn om vogels af te schrikken. Deze coatings bevatten stoffen die de vogels onaangenaam vinden, waardoor ze het zaad vermijden zonder schadelijk te zijn voor het milieu.
-
Mesurol (methiocarb): Dit was lange tijd een populair middel dat op maiszaad werd aangebracht om het zaad onaantrekkelijk te maken voor vogels. Vanwege milieuwetgeving is Mesurol echter in veel landen uit de handel genomen.
-
Korrit (zirkon): Dit middel biedt eveneens bescherming tegen vogels en wordt als zaadcoating toegepast. Het maakt de zaden onaantrekkelijk voor vogels, zonder de kiemkracht van het zaad te beïnvloeden.
Visuele afschrikmiddelen
Visuele afschrikmiddelen zijn vaak de eerste verdedigingslinie tegen vogelvraat. Deze methoden werken door vogels af te schrikken of te desoriënteren, zodat ze het perceel vermijden. Veelgebruikte middelen zijn:
-
Vogelverschrikkers: Traditionele vogelverschrikkers, vaak in de vorm van een menselijke figuur, kunnen enige effectiviteit hebben, vooral wanneer ze regelmatig worden verplaatst om gewenning te voorkomen.
-
Reflecterende linten: Deze linten, ook wel vogelafweerlinten genoemd, worden opgehangen langs het veld. Het reflecterende licht desoriënteert en schrikt vogels af. De linten bewegen in de wind, wat bijdraagt aan de afschrikking.
-
Vliegers in de vorm van roofvogels: Dit zijn vliegers die lijken op roofvogels zoals haviken. Ze worden boven het veld gespannen en bewegen in de wind, wat vogels kan afschrikken. Omdat veel vogels roofvogels als natuurlijke vijanden zien, vermijden ze gebieden waar dergelijke vliegers aanwezig zijn.
Akoestische afschrikmiddelen
Akoestische middelen zijn ook populair bij het bestrijden van vogelvraat in mais. Deze werken door geluiden te produceren die vogels afschrikken, variërend van alarmroepen van soortgenoten tot knallen die roofvogels imiteren.
-
Knalkanonnen: Dit zijn gasgestuurde kanonnen die met regelmatige tussenpozen een luide knal produceren. Het plotselinge geluid kan vogels verjagen. De effectiviteit kan worden verhoogd door de locatie van de knalkanonnen te veranderen, zodat vogels niet aan het geluid wennen.
-
Geluidssystemen met roofvogelkrijsen: Elektronische geluidssystemen kunnen roofvogelkrijsen of alarmkreten van andere vogels uitzenden om vogels te waarschuwen voor gevaar. Dit werkt goed, vooral wanneer het geluid willekeurig wordt afgespeeld om gewenning te voorkomen.
Natuurlijke vijanden inzetten
Het gebruik van natuurlijke vijanden van vogels kan een effectieve methode zijn om vogels op afstand te houden. In sommige gevallen worden roofvogels zoals valken getraind om vogels te verjagen van maisvelden.
-
Valkenieren: Door getrainde roofvogels zoals valken en haviken in te zetten, kunnen vogels effectief worden verjaagd. Dit is echter een arbeidsintensieve en relatief dure methode, die voornamelijk wordt toegepast op plekken waar vogelvraat zeer problematisch is.
Mechanische bescherming
In sommige gevallen kan fysieke bescherming helpen om de maisplanten te beschermen tegen vogelvraat, vooral in de beginfase van de groei.
-
Netten: Netten worden soms gebruikt om het perceel af te dekken en zo te voorkomen dat vogels bij de planten of zaden kunnen komen. Dit is een kostbare en arbeidsintensieve methode, maar kan zeer effectief zijn in kleinere gebieden of bij specifieke vogelproblemen.
Chemische afschrikmiddelen
Naast zaadcoatings zijn er ook chemische afweermiddelen die op de plant zelf worden gespoten om vogels af te schrikken. Deze producten zijn vaak gebaseerd op onaangename smaken of geuren.
-
Bird Shield: Dit middel bevat methyl-anthranilaat, een natuurlijke smaakstof die vogels onaangenaam vinden. Het kan op de gewassen worden gespoten en ontmoedigt vogels om de planten aan te vallen.
Vruchtwisseling en veldbeheer
Door slimme vruchtwisseling en beheer van het perceel kan de aantrekkelijkheid van maispercelen voor vogels worden verminderd. Vogels worden vaak aangetrokken door pas gezaaide of kale percelen. Door gewasresten op het veld te laten liggen of andere gewassen rond de maispercelen te zaaien, kan het veld minder aantrekkelijk worden voor vogels.
Drones
De inzet van drones om vogels te verjagen wordt steeds populairder in de landbouw. Drones kunnen op willekeurige momenten worden ingezet om vogels op te schrikken en weg te jagen van maisvelden. Ze zijn effectief omdat ze snel kunnen bewegen en onverwachte geluiden maken, wat vogels desoriënteert.
-
Maiswortelkever
De maiswortelkever (Diabrotica virgifera virgifera), ook wel maiswortelboorder genoemd, is een schadelijke plaag in de maisteelt. Zowel de larven, die zich voeden met de wortels van de plant, als de volwassen kevers, die de bladeren aantasten, kunnen aanzienlijke opbrengstverliezen veroorzaken. Vooral in gebieden waar mais intensief wordt verbouwd, zoals in monoculturen, vormt de maiswortelkever een groot probleem. Er zijn meerdere middelen en methoden om deze plaag te bestrijden en de schade te beperken. Hieronder staan wat populaire opties:
Zaadcoatings
Zaadcoatings zijn een van de eerste verdedigingslinies tegen de maiswortelkever. Deze coatings bevatten insecticiden die bescherming bieden tegen larven in de bodem, zodat de jonge planten in de kritieke vroege groeifasen beschermd zijn.
-
Poncho (clothianidin): Dit is een veelgebruikte zaadcoating voor mais en biedt bescherming tegen een breed scala aan bodeminsecten, waaronder de larven van de maiswortelkever. Het insecticide verspreidt zich door de plant en doodt de larven die aan de wortels knagen.
-
Force (tefluthrin): Force-coating beschermt de maiszaden en wortels tegen de larven van de maiswortelkever. Het middel heeft een lange werking en voorkomt dat de larven zich kunnen voeden met de wortels.
Granulaire insecticiden
Naast zaadcoatings worden granulaire insecticiden toegepast tijdens het zaaien van mais om de wortels te beschermen tegen larven van de maiswortelkever. Deze middelen worden in de bodem rond het zaad aangebracht, waar ze de larven aanpakken die in de buurt van de wortels komen.
-
Force G (tefluthrin): Dit granulaire insecticide is effectief tegen larven van de maiswortelkever. Het wordt toegepast tijdens het zaaien en biedt bescherming in de vroege groeifase van de mais.
-
Belem (cyfluthrin): Een ander granulaat dat wordt toegepast om de larven van de maiswortelkever te bestrijden. Belem wordt verspreid in de buurt van de wortelzone en voorkomt schade door de larven.
Insecticidebespuitingen
In gebieden waar de druk van de maiswortelkever groot is, kunnen ook bespuitingen met insecticiden nodig zijn om de volwassen kevers onder controle te houden. Deze bespuitingen moeten op het juiste moment worden uitgevoerd om te voorkomen dat de volwassen kevers eieren leggen, wat de volgende generatie larven zou kunnen verminderen.
-
Karate Zeon (lambda-cyhalothrin): Dit breedwerkend insecticide is effectief tegen volwassen kevers. Het wordt gespoten wanneer de keverpopulatie hoog is, om de plaag te onderdrukken voordat ze eieren leggen.
-
Decis (deltamethrin): Dit is een pyrethroïde-insecticide dat vaak wordt gebruikt om vliegende en kruipende insecten, zoals de volwassen maiswortelkever, te bestrijden.
Vruchtwisseling
Vruchtwisseling is een van de meest effectieve en milieuvriendelijke methoden om de maiswortelkever onder controle te houden. De larven van de maiswortelkever kunnen zich alleen ontwikkelen op maiswortels. Door mais af te wisselen met andere gewassen zoals aardappelen, bieten of granen, kan de cyclus van de maiswortelkever worden doorbroken, waardoor de populaties aanzienlijk verminderen.
-
Roterend telen: Dit houdt in dat er niet elk jaar mais op hetzelfde perceel wordt geteeld, wat de kans op ernstige aantasting door de maiswortelkever verkleint.
Biologische bestrijdingsmiddelen
Er is toenemende belangstelling voor biologische bestrijding van de maiswortelkever, vooral om de afhankelijkheid van chemische insecticiden te verminderen. Verschillende biologische organismen kunnen worden gebruikt om de larven in de bodem aan te pakken.
-
Nematoden (aaltjes): Nematoden, zoals Heterorhabditis bacteriophora en Steinernema carpocapsae, kunnen worden ingezet om de larven van de maiswortelkever te bestrijden. Deze aaltjes dringen de larven binnen en doden ze door bacteriën af te geven die de larve van binnenuit verteren.
-
Beauveria bassiana: Dit is een schimmel die larven van bodeminsecten zoals de maiswortelkever infecteert en doodt. Beauveria bassiana kan worden toegepast in de bodem om de larven te infecteren en de populatie van de maiswortelkever te verminderen.
Genetisch gemodificeerde mais (Bt-mais)
In sommige landen, vooral buiten Europa, wordt genetisch gemodificeerde mais (Bt-mais) gebruikt om de maiswortelkever te bestrijden. Deze maisplanten produceren een toxine afkomstig van de bacterie Bacillus thuringiensis (Bt), die giftig is voor de larven van de maiswortelkever. Het gebruik van Bt-mais vermindert de afhankelijkheid van insecticiden, maar het gebruik van genetisch gemodificeerde gewassen is in Europa strikt gereguleerd en niet wijdverspreid toegestaan.
Monitoring en vallen
Monitoring speelt een belangrijke rol in de bestrijding van de maiswortelkever. Door het gebruik van feromoonvallen of gele plakvallen kunnen boeren de aanwezigheid en populatie van volwassen maiswortelkevers in de gaten houden. Op basis van de vangsten kunnen telers bepalen wanneer het beste moment is om bestrijdingsmaatregelen te nemen.
-
Feromoonvallen: Deze vallen trekken de mannelijke kevers aan, waardoor de aanwezigheid van de kevers kan worden gedetecteerd en de plaagdruk kan worden ingeschat.
Groei en ontwikkeling: het monitoren van de maisgroei
De maisgroei verloopt in verschillende fasen, van het kiemen en uitkomen van de zaden tot de bloei en afrijping van de plant. De groeisnelheid wordt bepaald door factoren zoals temperatuur, bodemvruchtbaarheid, vochtbeschikbaarheid en gewasbescherming.
In Nederland is het monitoren van de maisgroei essentieel om op tijd in te grijpen bij problemen zoals droogtestress, stikstoftekorten of een uitbraak van ziekten of plagen.
Afrijping en oogst: het juiste moment kiezen
De afrijping van mais is een kritieke fase voor de uiteindelijke maisopbrengst. Het moment van oogsten bepaalt niet alleen de hoeveelheid mais die wordt geoogst, maar ook de kwaliteit in termen van droge stof en VEM.
Hakselen en oogst
De maisoogst begint met het hakselen van de planten, waarbij de mais in kleine stukken wordt gesneden en gereed wordt gemaakt voor het inkuilen. Het moment van hakselen is cruciaal en hangt af van het drogestofgehalte van de plant. Ideaal gezien wordt mais geoogst bij een drogestofgehalte tussen de 32 procent en 38 procent.
VEM en kuilanalyse
Na het inkuilen is het belangrijk om een kuilanalyse uit te voeren om de voederwaarde (VEM) en de voedingsstoffenbalans van de ingekuilde mais te bepalen. Een goede kuilanalyse helpt melkveehouders bij het samenstellen van een uitgebalanceerd rantsoen voor hun vee en kan inzicht geven in de kwaliteit van de oogst en eventuele aanpassingen in de bemesting voor het volgende seizoen.
Inkuilen: het behoud van kwaliteit
Inkuilen is een cruciaal proces in de maisteelt en melkveehouderij, omdat het bepaalt hoe goed de geoogste mais wordt geconserveerd en zijn voederwaarde behoudt. Goed ingekuilde mais is een waardevol ruwvoer met een hoge VEM, die essentieel is voor een efficiënt melkveerantsoen. Het inkuilproces is gericht op het conserveren van de mais door middel van anaerobe fermentatie (onder zuurstofloze omstandigheden), zodat het voer gedurende langere tijd bewaard kan blijven zonder dat de kwaliteit achteruitgaat.
Het belang van goed inkuilen
Het doel van inkuilen is het behouden van de maximale voederwaarde van de mais door de suikers in het gewas om te zetten in melkzuur. Dit zorgt voor een zuur milieu dat de groei van schadelijke micro-organismen, zoals schimmels en gisten, remt. Een goed ingekuilde maiskuil moet stabiel blijven zonder bederf of voedingsverlies, wat bijdraagt aan de productie van hoogwaardig voer.
Stappen in het inkuilproces
Het inkuilen van mais bestaat uit verschillende stappen die elk zorgvuldig moeten worden uitgevoerd om een goed resultaat te bereiken.
1. Moment van oogsten
Het ideale oogstmoment is een van de meest bepalende factoren voor de kwaliteit van de ingekuilde mais. Mais moet worden geoogst wanneer het drogestofgehalte tussen de 32 en 38 procent ligt. Als het drogestofgehalte te laag is (onder de 30 procent), bevat het gewas te veel vocht, wat kan leiden tot slechte fermentatie en uitspoeling van voedingsstoffen. Is het drogestofgehalte te hoog (boven de 40 procent), dan kan het gewas moeilijk worden verdicht, wat de kans op schimmel- en gistvorming vergroot.
Het bepalen van het juiste oogstmoment kan worden ondersteund door het gebruik van het Maismeetnet, een landelijk netwerk dat de afrijping van mais in verschillende regio's monitort en advies geeft over het optimale oogstmoment.
2. Hakselen
Het hakselen van de mais is een belangrijke stap die invloed heeft op de conservering en de uiteindelijke voedingswaarde van de kuil. Het maisgewas wordt gehakseld tot kleine stukken (van 0,5 tot 1,5 centimeter) om het beter verdichtbaar te maken. Een goed gehakseld gewas zorgt voor een betere verdichting en vergemakkelijkt de anaerobe fermentatie.
Bij het hakselen moet ook aandacht worden besteed aan de korrelkneuzing. Het breken van de korrels zorgt ervoor dat de energie in de mais beter beschikbaar is voor het vee, wat de voederwaarde verhoogt. Ongebroken korrels kunnen onverteerd door het vee heengaan en zorgen voor verlies van energie.
3. Verdichten
Een goede verdichting is cruciaal om zuurstof uit de kuil te verwijderen en zo een anaeroob milieu te creëren waarin melkzuurbacteriën goed kunnen fermenteren. Zuurstof is de grootste vijand van een goede kuil, omdat het de ontwikkeling van schimmels en gisten bevordert, wat leidt tot bederf en verlies van voedingswaarde.
Voor een goede verdichting moeten zware machines zoals trekkers of kuilwalsen herhaaldelijk over de kuil rijden om het gewas aan te drukken. Dit proces moet zorgvuldig en gelijkmatig gebeuren om de hele kuil goed samen te persen. Hoe hoger het drogestofgehalte, hoe moeilijker het is om de kuil goed te verdichten, waardoor nauwkeurigheid in de hakselhoogte en timing van cruciaal belang is.
4. Afdekken
Na het verdichten moet de kuil zo snel mogelijk luchtdicht worden afgedekt. Dit voorkomt dat er zuurstof in de kuil komt en zorgt ervoor dat het fermentatieproces zonder onderbreking kan doorgaan. Voor het afdekken wordt meestal plastic folie gebruikt, dat strak over de kuil wordt gespannen om de luchttoevoer volledig af te sluiten.
-
Dubbele folie: Sommige boeren kiezen voor een dubbele laag plastic of zuurstofbarrière-folie om het risico op luchtinsijpeling verder te beperken.
-
Wegingsmateriaal: Om te voorkomen dat wind het plastic verplaatst en om een goede luchtdichting te garanderen, worden vaak autobanden, zandzakken of andere zware materialen op de plastic bedekking geplaatst.
5. Fermentatieproces
Na het afdekken begint het fermentatieproces. Gedurende vier tot zes weken zetten melkzuurbacteriën de suikers in de mais om in melkzuur, wat de pH van de kuil verlaagt en een stabiele, anaerobe omgeving creëert. De ideale pH voor een maiskuil ligt tussen de 3,8 en 4,2. Een stabiele, goed gefermenteerde kuil heeft een lager risico op schimmel- en gistvorming en behoudt zijn voedingswaarde langer.
6. Openen van de kuil
Het openen van de kuil gebeurt idealiter pas na de fermentatieperiode van 4 tot 6 weken. Wanneer de kuil wordt geopend, moet ervoor gezorgd worden dat er slechts een kleine hoeveelheid mais wordt blootgesteld aan lucht, omdat dit het bederfproces kan versnellen. Het is belangrijk om de kuil dagelijks egaal af te snijden met een scherp werktuig, zodat de blootgestelde kuiloppervlakte minimaal blijft.
Belangrijke factoren voor succesvol inkuilen
Verschillende factoren bepalen het succes van het inkuilproces en de uiteindelijke kwaliteit van het kuilvoer:
-
Drogestofgehalte: Het ideale drogestofgehalte van de mais bij de oogst ligt tussen 32 procent en 38 procent. Dit zorgt voor een goede verdichting en optimale fermentatie.
-
Hakselkwaliteit: De mais moet voldoende fijn worden gehakseld, met een goede korrelkneuzing, om de voederwaarde te verhogen en de fermentatie te bevorderen.
-
Verdichting: Een goede verdichting voorkomt zuurstofinsijpeling en bederf. Een slechte verdichting kan leiden tot verlies van voedingsstoffen door rotting en schimmelvorming.
-
Luchtdichte afdekking: Het snel en goed afdekken van de kuil voorkomt luchtinfiltratie en bevordert een stabiele fermentatie. Het gebruik van goede, luchtdichte folie is hierbij essentieel.
-
Toepassing van inkuilmiddelen: Soms worden inkuilmiddelen zoals melkzuurbacteriën of enzymen toegevoegd om het fermentatieproces te versnellen en de kwaliteit van het kuilvoer te verbeteren. Deze producten helpen de juiste bacteriën te stimuleren, wat de conservering verbetert en bederf vermindert.
Kuilanalyse: Kwaliteitscontrole van het ingekuilde voer
Na het inkuilen is het belangrijk om een kuilanalyse te laten uitvoeren. Dit geeft inzicht in de kwaliteit van het ingekuilde mais en de voedingswaarde die het biedt. Een goede kuilanalyse meet parameters zoals:
-
VEM (Voeder Eenheid Melk): Dit is een maat voor de energie die beschikbaar is voor melkproductie.
-
Drogestofgehalte: Dit geeft inzicht in het vochtgehalte van de kuil.
-
pH-waarde: Een lage pH, ofwel zuurgraad, wijst op een goede fermentatie.
-
Suikers en melkzuur: Deze geven informatie over het fermentatieproces en de voederwaarde.
Op basis van de kuilanalyse kan de samenstelling van het rantsoen voor het melkvee worden geoptimaliseerd en kunnen telers de kwaliteit van hun mais inkuilproces evalueren.
Conclusie
Inkuilen is een kritisch onderdeel van de maisteelt en het voermanagement op melkveebedrijven. Het proces vereist nauwkeurige planning en uitvoering om de voederwaarde van mais te behouden en verlies van voedingsstoffen te minimaliseren. Door aandacht te besteden aan het juiste oogstmoment, een goede hakselkwaliteit, verdichting, afdekking en kuilanalyse, kan een boer hoogwaardige kuilmais produceren die bijdraagt aan de melkproductie en de gezondheid van het vee.