'Dauwmodel kan sporulatie en infectiekans valse meeldauw beter voorspellen'

Uientelers hadden in 2024 te maken met een enorm vroege en hoge druk van valse meeldauw. In de sector zijn zorgen over de beheersing van het pathogeen. Onderzoeker Bert Evenhuis stelt dat een dauwmodel kansen biedt. 'Dit model kan helpen om sporulatie en infectiekans beter te voorspellen.'

%27Dauwmodel+kan+sporulatie+en+infectiekans+valse+meeldauw+beter+voorspellen%27
© Job Hiddink

Vooral vanwege het krimpende middelenpakket is valse meeldauw in uien steeds lastiger onder de duim te houden. Daarnaast treden door het veranderende klimaat vaker weersextremen op, waardoor de omstandigheden voor valse meeldauw gunstiger worden. In Nederland is al veel onderzoek gedaan naar de beheersing van valse meeldauw, toch zijn veel zaken nog onbekend.

Uientelers moeten middelen tegen valse meeldauw op de meest kritische punten inzetten

Bert Evenhuis, onderzoeker Wageningen University & Research

'Denk aan veranderingen in incubatieperiode en de rol van oösporen', zegt onderzoeker Bert Evenhuis van Wageningen University & Research. 'Onderzoek naar valse meeldauw is moeilijk omdat je het niet kunt kweken. Dat kan bijvoorbeeld bij phytophthora wel.'

Als projectleider van het onderzoek naar gewasweerbaarheid van uien bij Uireka werkt de onderzoeker aan de ontwikkeling van een dauwmodel. Uientelers kunnen zo in combinatie met een beslissingsondersteunend (BOS)-systeem de beperkt beschikbare middelen gerichter inzetten.


Waarom denkt u dat het dauwmodel een goede aanvulling is op een BOS-systeem?

'Het dauwmodel is een hulpmiddel om de sporulatie en infectiekans van valse meeldauw beter te kunnen voorspellen. Om deze zaken te voorspellen zijn al wel BOS-systemen beschikbaar, maar we zien in de praktijk vaak dat een dergelijk model een infectiekans wel voorziet maar dat er in het uienperceel geen sporen van valse meeldauw worden gevonden. Het is zonde dat telers dan voor niets spuiten.'


Wat zegt dauwvorming over de sporulatie en infectiekans van valse meeldauw?

'Op de proeflocatie in Lelystad zagen we in 2024 dat er bij natte stukken grond meer valse meeldauw aanwezig was dan bij de plekken die droger waren. Mijn hypothese is dat bodemvocht bijdraagt aan verdamping en daarmee bladnat, dat vaak wordt veroorzaakt door dauw. Daarbij zorgt vocht voor meer loofgroei. Dat is gunstig voor het microklimaat en daarmee de ontwikkeling van valse meeldauw. In 2023 zagen we dit effect door beschutting.'

'Voor wat betreft 2024 vermoed ik dat lokale omstandigheden beslissend zijn geweest voor de start van de valse meeldauwepidemie. Beschikbaar vocht voor dauwvorming lijkt daarin een cruciale rol te hebben gespeeld. Dat onderzoeken we nog.'


Zorgt een langere bladnatperiode voor een hogere ziektedruk?

'In Lelystad zagen we een duidelijk verschil in de mate van aantasting. Hoe dichter we bij de uien langs de houtsingel aan de zuidkant van het perceel kwamen, hoe meer schade van valse meeldauw we zagen. Dit komt waarschijnlijk doordat deze uien meer beschutting hadden en daardoor een langere bladnatperiode.'

'De hoge druk kwam ook doordat de grond vorig jaar continu nat was. Half juni waren er al infectiekansen van valse meeldauw. Uientelers die toen hebben gespoten, hebben de gewasschade weten te beperken. Wie dat niet deed, zag begin juli flinke aantastingen door valse meeldauw in het gewas.'


Speelt een bijna jaarrond uienteelt in Nederland ook een grote rol in een vroege aantasting?

'Dat denk ik wel. Valse meeldauw is een obligate parasiet. Dit betekent dat het pathogeen een plant nodig heeft om te kunnen overleven. Groene delen op tweedejaarsplantuien of winteruien zijn vatbaar voor meeldauw. Dat kan dus zorgen voor de opbouw van een populatie, waarvan de sporen later in het seizoen overspringen op zaaiuien.'


Thema Gewasbescherming

Dit artikel is onderdeel van het themanummer Gewasbescherming waarin volop aandacht is voor het gebruik van minder chemie. Tegen valse meeldauw in uien zijn nauwelijks groene middelen beschikbaar, wel testen onderzoekers een dauwmodel voor het optimaliseren van de bestrijding. Ook vertelt een aardbeienteler over zijn visie om op termijn residuvrij te telen en is aandacht voor een proef met biofungiciden en biostimulanten in snijhortensia's. Alle artikelen uit het thema staan op deze verzamelpagina.

'Kijk je puur naar de levenscyclus van valse meeldauw, dan zou je willen dat er een langere periode is dat er geen uien op het land staan. Sporen zullen dan voor een groot deel verdwijnen omdat er geen uienplanten zijn om op te kunnen overleven.'


Kan valse meeldauw ervoor zorgen dat we op termijn geen goede uien meer kunnen telen?

'Zo ver wil ik niet gaan, maar het risico dat we een valse meeldauwepidemie niet meer onder controle hebben, wordt steeds groter. De gereedschapskist met middelen raakt leeg. Uientelers mogen volgens de etiketten met drie effectieve fungiciden in totaal nog maar acht keer spuiten.'

'Daarbij is het aantal toepassingen van Fandango teruggeschroefd van vier naar twee en in plaats van Zorvec Endavia zijn telers nu aangewezen op het minder sterke middel Zorvec Epicaltrin. Daarnaast kunnen ze Orondis Plus in het spuitschema opnemen. Maar omdat Zorvec Epicaltrin en Orondis Plus met oxathiopiproline dezelfde werkzame stof bevatten, is er mogelijk een verhoogd risico op resistentievorming van deze fungiciden die nu goed werken.'

Binnen het Fungicide Resistance Action Committee (Frac) worden door vertegenwoordigers van agrochemische bedrijven internationale richtlijnen opgesteld voor maatregelen die kunnen voorkomen dat schimmels resistent worden. Ga je als uienteler alleen af op de Frac-richtlijnen, dan kun je niet meer spuiten tegen valse meeldauw. Vanuit de Taskforce phytophthora worden aardappeltelers, onder meer op basis van de Frac-richtlijnen, geadviseerd om middelen te combineren en afwisselen.


Deze strategie lijkt mij voor uientelers omtrent valse meeldauw niet mogelijk.

'Klopt, en dat is best zorgelijk. Stel je voor dat we nu weer een meeldauwjaar krijgen en telers gaan de fungiciden met oxathiopiproline veel inzetten, dan is er een kans dat er na dit seizoen een verminderde gevoeligheid is voor deze middelen. Want als je vaak terugkomt met hetzelfde middel, dan loop je het risico dat de populatie zich eraan aanpast.'


Hoe nu verder?

'Voor komend seizoen adviseer ik uientelers om de beschikbare middelen tegen valse meeldauw op de meest kritische momenten in te zetten. Ik hoop dat telers op termijn daarvoor ondersteuning krijgen van een BOS-module samen met het dauwmodel.'


Onderzoeker en plantenziektenkundige

Bert Evenhuis is sinds 1993 onderzoeker en plantenziektenkundige bij Wageningen University & Research. Hij werkt vooral vanuit het kantoor in Wageningen, maar is in het groeiseizoen ook regelmatig op de proefvelden van WUR Open Teelten te vinden. Tijdens veldbijeenkomsten geeft hij graag toelichting op de onderzoeken die plaatsvinden. Wat betreft onderzoek zelf richt Evenhuis zich op de schimmelziekten phytophthora en alternaria in aardappelen en valse meeldauw en botrytis in uien. Daarnaast doet hij onderzoek naar xanthomonas, echte meeldauw en phytophthora in aardbeien. Binnen Uireka is Evenhuis projectleider van het onderzoek naar de gewasweerbaarheid van uien. Ook was hij betrokken bij de PPS Groen, dat zich richtte op de integratie van groene middelen in een gewasbeschermingsstrategie. Verder doet Evenhuis onderzoek naar Integrated Crop Management in akkerbouwgewassen.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Woensdag
    10° / 3°
    20 %
  • Donderdag
    8° / 4°
    60 %
  • Vrijdag
    10° / 1°
    10 %
Meer weer