LTO reageert teleurgesteld op mestplannen Wiersma

In het plan van Wiersma is afroming van fosfaatrechten en productie/dierrechten, zij het in afgezwakte vorm, nog steeds opgenomen. Dit geldt ook voor de varkenshouderij en pluimveehouderij. Voorzitter Kees de Jong van de vakgroep Pluimveehouderij LTO/NOP is hier zeer teleurgesteld en verbolgen over. 'Wij hebben vanuit de pluimveehouderij part noch deel aan de mestproblematiek. De pluimveesector is daar gewoon geen onderdeel van. Het is totaal onrechtvaardig dat nu alles op één hoop wordt gegooid. Hier is nul draagvlak voor in de pluimveesector.'

Volgens De Jong is de bereidheid in de sector om een rechterlijke uitspraak over de afromingsplannen af te dwingen juist wel groot. 'Ik zie nergens een motivatie waarom de pluimveesector dierrechten zou moeten afromen bij overdracht buiten de familie. Het percentage is wel verlaagd in vergelijking met het plan van voormalig minister Piet Adema. Dat komt denk ik doordat wel duidelijk is wat de Raad van State hiervan vindt. Maar 15 procent afroming is 15 procent te veel, als het een sector betreft die geen deel is van het mestprobleem. Mijn hoop is erop gevestigd dat de Tweede Kamer hierop nog een correctie aanbrengt.'

Verwerking van mest

In de pluimveehouderij wordt de mest al jaren verwerkt. Ook is de uitstoot vanuit de sector al jaren onder de excretieplafonds. 95 procent van de pluimveemest komt niet terecht op de Nederlandse bodem.

De Jong is er ook ontstemd over dat de excretieplafonds voor de pluimveehouders nog verder zijn verlaagd ten opzichte van het plan van Adema. Zo werd het fosfaatexcretieplafond in het plan van Adema voor de pluimveehouderij met 10 procent verlaagd en in het plan van Wiersma met 17 procent. Voor de varkenshouderij is dat zelfs 25 procent ten opzichte van de 10 procent in het plan Adema. Voor de melkveehouderij is het minder geworden: 2 procent in plaats van 10 procent.

Pijnlijke maatregelen

Koopmans: 'Met onze sector valt te praten over een uitweg uit de mestcrisis, ook als daar pijnlijke maatregelen voor nodig zijn, maar dan wel in samenhang met nieuw perspectief. Voor de korte termijn is dat perspectief echt keiharde noodzaak, als we willen voorkomen dat honderden boeren bankroet gaan. Voor de lange termijn moet er duurzaam perspectief komen, door nu een vorm van derogatie veilig te stellen.'

Die koppeling tussen maatregelen enerzijds en korte-termijn-perspectief anderzijds, was volgens Koopmans een onlosmakelijk onderdeel van het crisisplan mestaanpak vanuit de sector. Koopmans: 'Vergeleken met het mestvoorstel van het vorige kabinet, zitten er een aantal goede verbeteringen in dit voorstel. Maar in het pakket dat de minister vrijdag publiceerde, ontbreekt perspectief voor de korte termijn. Dat kun je agrariërs niet aandoen.'

Volgens LTO Nederland worden varkenshouders en pluimveehouders op geen enkele manier beloond of tegemoetgekomen voor de grote bijdrage die zij al leveren aan het terugdringen van de mestuitstoot via eerdere en bestaande beëindigingsregelingen. Ook de POV is zwaar teleurgesteld. POV-voorzitter Linda Verriet: 'Afroming van varkensrechten is bizar. We hebben als sector in 2002 al te maken gehad met een verplichte korting, zijn als sector al flink gekrompen en we krimpen de komende tijd verder, doordat vooral varkenshouders hebben ingetekend voor de beëindigingsregelingen. Mestproductie door de varkenshouderij ligt al jaren onder onze plafonds en dat blijft zo.'

Voorzitter Erwin Wunnekink van LTO-vakgroep Melkveehouderij mist daadkrachtige stappen van de minister om een koude sanering in de melkveehouderij te voorkomen. 'Voor de korte termijn ziet het ernaar uit dat er geen stappen worden gezet en dat echte crisismaatregelen uitblijven. Maar de melkveesector heeft geen tijd om te wachten op toekomstplannen. De minister moet nu daadkracht tonen om een koude sanering te voorkomen.'

Niet voor korte termijn

De oplossingen die worden geboden, bouwen in grote lijnen door op de koers van het vorige kabinet, concludeert Wunnekink. 'De oplossingsrichtingen die worden aangedragen door het kabinet, laten pas na 2026 effect zien. Maar er is nu een crisis die om oplossingen vraagt. Als er oplossingen zijn maar deze kosten meer tijd, dan moet er ook ruimte komen voor 2025. Boven op de aangekondigde maatregelen vragen we de minister het afbouwpad van derogatie te bevriezen en sta toe kunstmestruimte gedeeltelijk in te wisselen voor dierlijke mest.'