Meerderheid van de boeren boert bovengemiddeld goed

Ook verdienden boeren meer dan huishoudens waarbij een niet-agrarische onderneming de voornaamste inkomstenbron is. In die huishoudens lag het gemiddelde inkomen op 76.200 euro.

Van de agrarische huishoudens behoorde 53 procent in 2021 tot de 20 procent huishoudens met de hoogste inkomens in Nederland. Daarentegen behoorde het besteedbare inkomen van 7 procent van de agrarische huishoudens tot de laagste 20 procent. Gemeten over alle huishoudens met inkomen uit een onderneming behoorde in 2021 45 procent tot de 20 procent huishoudens met de hoogste inkomens en 11 procent tot de 20 procent met de laagste inkomens.

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) viel in 2021 het inkomen van bijna 3.000 agrarische huishoudens (zo'n 5 procent) onder de lage-inkomensgrens, wat in de definitie van het CBS neerkomt op een inkomen van 1.130 euro per maand. Agrarische huishoudens liepen daarmee minder risico op armoede dan een gemiddeld huishouden in Nederland (6,3 procent) en huishoudens met inkomen uit een onderneming (6,1 procent).

Het huishoudensinkomen kan van jaar op jaar verschillen. Om dit in beeld te brengen wordt er door het CBS ook gekeken naar het inkomen in de laatste vier jaar of langer. Van de agrarische huishoudens had 0,6 procent in tenminste de laatste vier jaar een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Bij huishoudens met als voornaamste inkomensbron 'inkomen uit onderneming' was dat ruim 1 procent en bij alle huishoudens in Nederland ging het om 3 procent.

In 2021 waren er ruim 52.000 landbouwbedrijven, waarvan 57 procent samenwerkingsverbanden, 33 procent eenmanszaken en 9 procent rechtspersonen. Van samenwerkingsverbanden en eenmanszaken is het huishoudensinkomen vastgesteld. Rechtspersonen zijn niet meegenomen in het onderzoek. Deze landbouwbedrijven bestonden in 2021 uit 91.700 eigenaren, maten en vennoten. Zij maakten samen deel uit van ruim 60.000 huishoudens.

Dit betekent dat er eigenaren, maten en vennoten deel uitmaakten van hetzelfde huishouden. Bij meer dan de helft (57 procent) van de agrarische samenwerkingsverbanden maakten twee of meer personen van hetzelfde agrarische bedrijf deel uit van hetzelfde huishouden.