Wim Bussink: 'Vakmanschap gaat zwaarder wegen bij bemesten grasland'

Het verdwijnen van de derogatie betekent voor veel melkveehouders een kleinere beschikbaarheid van dierlijke mest. De derogatie wordt afgebouwd tot de deze stopt in 2026. Wim Bussink van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen adviseert de mest vooral in het voorjaar toe te dienen. Weten wat je doet en secuur werken is zijn devies.

Wim+Bussink%3A+%27Vakmanschap+gaat+zwaarder+wegen+bij+bemesten+grasland%27
© Niek Stam

Het vervallen van de derogatie heeft grote gevolgen voor de bemesting van grasland. Voor een flinke groep bedrijven betekent de nieuwe regelgeving dat ze de komende jaren geleidelijk minder dierlijke mest kunnen toedienen. 'De totale gebruiksnormen per bedrijf blijven vooralsnog zoals ze waren. Dus je kunt meer kunstmest aankopen om in de gewasbehoefte aan nutriënten te voorzien', zegt Wim Bussink van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV).

De uitdaging is om de beschikbare dierlijke mest zo gericht mogelijk in te zetten

Wim Bussink, bodemkundige CBGV en NMI

Bussink werkt in het dagelijks leven als bodemkundige bij het Nutriënten Management Instituut (NMI) in Wageningen. 'Het belang van het zo goed mogelijk benutten van dierlijke mest neemt toe door de aanscherping van de regels.'


Wat betekent dat in de praktijk?

'De hoeveelheid mest in de put die je mag gebruiken op je eigen grond neemt af. Het verschilt per bedrijf en is afhankelijk van of je weidegang toepast en in welke mate. Vanaf dit jaar geldt voor Natura 2000- en drinkwaterwingebieden al de norm van 170 kilo stikstof uit dierlijke mest per hectare. Als je daar boert en volop weidt, ik ga uit van 3.600 uur weidegang, heb je nog maar 17 kuub drijfmest per hectare om toe te dienen.

'Ter vergelijking: in regio's waar je dit jaar nog te maken hebt met een derogatienorm van 240 kilo, heb je 59 kuub mest om uit te rijden als je niet aan weidegang doet. In 2026 geldt voor elk bedrijf de 170 kilonorm. Dat betekent 41 kuub drijfmest bij alleen maaien en de eerdergenoemde 17 kuub bij onbeperkt weiden. In het laatste geval hoef je maar een keer per seizoen mest uit te rijden.'


Welke bemestingsstrategie is het best?

'De uitdaging is om de beschikbare dierlijke mest zo gericht mogelijk in te zetten. Om dat te kunnen doen is het zaak om te weten wat de samenstelling van je mest is. Tussen bedrijven zien we grote verschillen. We adviseren de mest jaarlijks te bemonsteren. Bij voorkeur twee keer als je ook mais teelt. De eerste monstername doe je voor het bemesten van grasland en de tweede keer voor je aan het maisland begint. Doorgaans heeft de mest die dan nog in de put zit een andere samenstelling.

De volgende stap is schatten hoeveel mest je beschikbaar hebt en bepalen hoeveel mest je wilt gebruiken op het maisland. Dan weet je wat je nog over hebt voor het grasland. In de meeste situaties is een drijfmestgift tussen de 30 en 40 kuub passend voor mais. Je hebt dan de kalibehoefte gedekt en kunt naast de dierlijke mest een kleine gift kunstmest in de rij geven. Zonder derogatie mag dat NP-kunstmest zijn.


'Minder mest voor de mais betekent dat er meer naar het grasland kan. Bij de veelvoorkomende verhouding van 80 procent gras en 20 procent mais betekent een vermindering van drijfmestgift op maisland van 45 naar 30 kuub dat je 4 kuub per hectare grasland extra hebt.'


Er blijft maar weinig mest over voor het grasland. Wanneer dien je die mest toe?

'Zoveel mogelijk in de eerste helft van het groeiseizoen. Vroeg toegediende mest heeft de grootste bemestingswaarde. Je mag ervan uitgaan dat de stikstofefficiency van drijfmest die wordt toegediend voor de eerste snede 5 tot 10 procent hoger is. Zodra je te maken hebt met een gebruiksnorm van 170 kilo kun je alle drijfmest voor de zomer toedienen. Afhankelijk van de mate van weidegang geldt straks voor de meeste bedrijven dat ze na de eerste snede nog maar een halve tot één keer kunnen bemesten.'


U pleit voor vroeg toedienen. Hoe vroeg?

'Dat kan vanaf half februari. Maar het beste moment hangt van de omstandigheden af. De grond moet geschikt zijn, dus voldoende draagkracht hebben. Verder moet de weersverwachting geen plensbuien laten zien, want dan loop je het risico op afspoeling.

'Ook belangrijk is om tijdens het bemesten netjes te werken. Dat wil zeggen voldoende diepe sleufjes snijden in de zode waar de mest in past, waarmee je besmeuring van het gras voorkomt. Drijfmest naast de sleufjes kost opbrengst, hoeveel precies weten we niet. Een slecht werkresultaat geeft onnodig stikstofverlies in de vorm van ammoniak en vergt daardoor extra kunstmest.'


Minder dierlijke mest betekent ook minder fosfaat en kali voor het grasland. Moet je deze straks in kunstmestvorm gaan bijstrooien?

'Voor fosfaat geldt dat de fosfaattoestand van de grond meetelt. Maar als je structureel meer fosfaat afvoert dan bemest, kan dit betekenen dat je op termijn kunstmest nodig hebt om die afvoer aan te vullen.

'Ook kali ga je tekortkomen als je teruggaat naar 170 kilo stikstof uit dierlijke mest. Vanaf ongeveer de derde snede kan het nodig zijn om wat bij te strooien. Volg daarbij het bemestingsadvies van de CBGV op bemestingsadvies.nl. De noodzaak verschilt per bedrijf. Met name op zandgronden zal het eerst sprake zijn van een lagere kalitoestand.'


Vanaf 2025 gaan de totale gebruiksnormen in de met nutriënten verontreinigde gebieden met 20 procent omlaag. En mogelijk komt er een korting op de gebruiksnormen in heel Nederland. Wat betekent dit voor het grasland?

'De huidige gebruiksnormen liggen al onder het landbouwkundig optimum. Ga je nog verder terug dan gaat dit opbrengst kosten. Niet alleen loopt dan de drogestofproductie van je grasland terug, maar ook het ruweiwitgehalte van gras. En dat kan veel impact hebben bij de voeding van je veestapel.
'Als melkveehouder wil je op bedrijfsniveau voer winnen met gemiddeld 150 gram ruw eiwit. Bij een gras/maisverhouding van 80/20 zak je snel onder de 150 gram ruw eiwit en zul je veel duur eiwit in krachtvoervorm moeten aankopen.

'Er zijn ook andere opties om met beperkte bemestingsmogelijkheden goed en voldoende voer voor de koeien te telen. Denk aan de teelt van eiwitrijke gewassen als veldbonen of luzerne in samenwerking met een akkerbouwer, een deel grasklaver. Of de teelt van voederbieten, een gewas dat veel opbrengst levert en minder droogtegevoelig is.'


Zorg voor voldoende mestopslag

Voldoende mestopslagcapaciteit blijft ook bij het aanscherpen van de bemestingsnorm een punt van aandacht. 'Dat heeft twee redenen: voor het toedienen van mest op het juiste moment en het afvoeren van mest op het juiste moment', zegt Wim Bussink van het NMI. 'Je wilt straks bijna alle mest in het voorjaar kunnen toedienen. Je moet voldoende ruimte in de put hebben om de mest te kunnen bewaren tot het optimale uitrijmoment. En voor de meeste bedrijven geldt dat ze ook mest moeten afvoeren. De kosten daarvan zijn het laagst als je mest kunt leveren op het moment dat een akkerbouwer er behoefte aan heeft. Dat is deels in het voorjaar en deels in de nazomer.'

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zondag
    15° / 6°
    20 %
  • Maandag
    13° / 9°
    90 %
  • Dinsdag
    10° / 7°
    65 %
Meer weer