Provincies willen wild anders gaan beheren

Provinciale jagers schieten het teveel aan dieren af, totdat het streefgetal is behaald. Die manier van beheren is achterhaald en toe aan vernieuwing, zeggen wetenschappers die in opdracht van BIJ12 het faunabeheer hebben onderzocht. BIJ12 ondersteunt de provincies bij zorg voor de natuur en landschappelijk beleid. Het bureau regelt onder andere wolvenzaken en gemeenschappelijke beheerszaken.

Reden voor het onderzoek was volgens BIJ12 dat faunabeheerplannen van provincies steeds vaker bij de rechter onderuitgaan. Elke provincie heeft een faunabeheereenheid, die elke vijf jaar een nieuw beheersplan maakt. Natuur- en milieuorganisaties maken steeds vaker bezwaar tegen zulke plannen en hebben daar succes mee, onder meer omdat aangenomen streefaantallen aan wild vaak niet goed genoeg onderbouwd zijn. Het wildbeheer moet dus anders.

Schade landbouwgrond

Edelherten, wilde zwijnen, reeën en damherten worden elk jaar geteld. Het wild veroorzaakt schade aan bossen en landbouwgrond en leidt tot aanrijdingen. Daarom kan niet elk gebied onbeperkt wild herbergen. Er zijn volgens de onderzoekers andere manieren om populaties uit te dunnen: plaatsen van hekken en rasters, verstoren of verjagen van dieren en gebieden onaantrekkelijk maken.

Deze andere manier van werken kost wel meer tijd, want het is nodig om steeds in de gaten te houden hoe het gaat met de aantallen wild. Ook is er veel vaker contact nodig met belanghebbenden, zoals landbouwers en natuurbeheerders.

Zeer succesvol in buitenland

BIJ12 wil volgend jaar starten met een proef die vier tot vijf jaar moet duren. Er hebben zich al verschillende faunabeheereenheden gemeld die een pilot willen uitvoeren. In het buitenland is dit zogenoemde adaptief beheer succesvol, aldus BIJ12.