Dairyconsult: 'Laat eis 80 procent grasland vallen vanwege Oekraïne'

Volgens het adviesbureau kan de Nederlandse melkveehouderij daarmee direct de afhankelijkheid van krachtvoer verminderen en bijdragen aan de voedselproductie. Dat stelt rantsoenadviseur en Dairyconsult-oprichter Albart Coster. Hij is er ook voor om de maximale bemesting uit dierlijke mest in het voorjaar tijdelijk te laten vervallen.

'Als Duitsland overweegt om de kerncentrales langer open te houden en als wordt overwogen weer gas uit Groningen te halen, dan is ook dit een onconventionele maatregel die besproken zou moeten worden. Als de verplichting tot 80 procent grasland zou worden verlaagd naar bijvoorbeeld 40 procent leidt dit in Nederland tot een forse toename van de teelt van mais. Dat kan vervolgens zowel voor veevoeding als ook voor andere doelen worden gebruikt.'

Ruwvoer van eigen land

Mais brengt vaak meer op dan gras. In combinatie met gras kunnen melkveehouders meer ruwvoer van eigen land voeren. Hierdoor hoeven veehouders minder graan en mais aan te kopen. De mogelijkheid ontstaat bovendien om mais te verkopen en het vergroot de beschikbaarheid van korrelmais. De kosten van de productie van Nederlandse zuivel stijgen hierdoor minder hard en de druk op de grondstoffenmarkt wordt verlicht.

'Milieuproblematiek heeft de laatste jaren de agenda van de landbouw in Nederland en ook de rest van West-Europa gedomineerd. Deze crisis laat echter zien dat voedselzekerheid niet vanzelfsprekend is', verzekert Coster. 'Ik bepleit niet om de areaalverplichting voor grasland blijvend te laten vallen, die kan zeker weer terugkeren. Maar op dit moment is er een acute dreiging met betrekking tot voedselzekerheid. Je hebt nu nog anderhalve maand voordat mais wordt ingezaaid. Het is nu de tijd om deze afweging te maken.'

Laaghangend fruit

Meer mais verbouwen noemt Coster 'laaghangend fruit' om daarmee bij te dragen aan vermindering van de kosten van voedselproductie en het vergroten van de voedselproductie zelf. Hij pleit er ook voor om melkveehouders meer dierlijke mest te laten gebruiken en het gebruik van kunstmest daarmee te verminderen.

'Omdat productiviteit juist de komende tijd van cruciaal belang is, zou er in het kader van deze uitzonderlijke situatie een uitzondering moeten komen op de maximale bemesting uit dierlijke mest. Deze uitzondering is vooral in het voorjaar belangrijk, omdat de werking van dierlijke mest in het voorjaar veel gunstiger is dan in de tweede helft van het jaar.'

Kunstmest voor akkerbouw

Die kunstmest blijft dan beschikbaar voor de akkerbouw, wat direct ten goede komt aan de productie van akkerbouwbouwgewassen en de voedselvoorziening, is zijn redenatie. 'Voor de productie van kunstmest wordt veel elektriciteit en gas gebruikt. Door het gebruik van minder kunstmest kunnen we de afhankelijkheid daarvan verminderen.'

De komende tijd zou opslagcapaciteit van dierlijke mest moeten worden gestimuleerd, zodat minder mest in de zomerperiode hoeft te worden uitgereden. Dit kan voor het volgende groeiseizoen worden opgeslagen, vindt hij. 'Op deze manier worden de verliezen door zomerbemesting beperkt en is meer mest voor het groeiseizoen 2023 beschikbaar, wat op dat moment ook weer kunstmest kan besparen.'