Dirk Strijker breekt lans voor behoud melkveehouderij

Volgens Strijker zit de waarde van de huidige Nederlandse melkveehouderijsector niet alleen in de economische opbrengst ervan, maar ook in de kennis en innovatie die het voortbrengt. Flink minder koeien houden zou direct gevolgen hebben voor de prominente positie die de Nederlandse zuivelsector internationaal inneemt, waarschuwde hij. De veelzijdigheid van die sector zou dan grotendeels verloren gaan.

Strijker: 'Het hele systeem van kennisontwikkeling hangt er wel op. Minder zuivel produceren betekent dat niet alleen 8 procent van ons nationale inkomen onder druk komt te staan met flink minder arbeidsplaatsen, het geeft ook minder bestaansrecht aan bijvoorbeeld Wageningen University & Research.'

De hoogleraar plattelandsontwikkeling werd uitgedaagd door biologisch melkveehouder en oud-PvdA-Kamerlid Harm Evert Waalkens. Die pleitte in het debat voor een radicale omslag van kwantiteits- naar kwaliteitslandbouw. 'Daar zit het perspectief in. Dan ben ik niet zo bang voor het halveren van de veestapel.'

Grondgebruik

Voor Strijker moet het grondgebruik in Nederland wel anders. Hij gaf daarbij aan dat ook wat hem betreft intensieve sectoren als de varkens- en pluimveehouderij best een flinke stap terug kunnen doen. 'Ze vertegenwoordigen ook maar 25 procent van de dierlijke productie. Die sectoren hebben we hier niet zo nodig. Die kun je ook elders vestigen.'

Dat laatste was weer tegen het zere been van akkerbouwer Jan Reinier de Jong uit het Drentse Odoorn, de derde debater van die avond. Volgens hem zijn de intensieve veehouderijsectoren in Nederland juist een onmisbare leverancier van meststoffen. 'Ze voorkomen dat ik kunstmest moet gebruiken. 6 procent minder varkens is dan al heel wat. Naast de vraag wie die vermindering van de veestapel gaat betalen.'