Na sterke daling vlakt CO2-reductie glastuinbouw af

Hierbij spelen diverse factoren een rol, zoals de buitentemperatuur, krimp van het areaal, minder verkoop van elektriciteit, groei van duurzame energie en toename van het energiegebruik per vierkante meter kas.

De CO2-emissie zit met 5,7 megaton ruim onder het met de overheid overeengekomen doel van 6,2 megaton voor 2020. Dit blijkt uit de Energiemonitor Glastuinbouw 2015 van Wageningen Economic Research, voorheen LEI Wageningen UR.

Meerjarenafspraak

In 2014 is de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014-2020 afgesloten tussen de glastuinbouwsector en de overheid. Hierin staat reductie van de totale CO2-emissie centraal.

De totale CO2-emissie (inclusief verkoop van elektriciteit) bleef met 5,7 megaton in 2015 gelijk aan 2014. Dit is 0,5 megaton onder het doel voor 2020 (6,2 megaton). De totale CO2-emissie ligt in 2015 16 procent onder het niveau van 1990. Daarmee loopt de glastuinbouw voor op de landelijke ontwikkeling (+9 procent).

Structurele daling

Als de CO2-emissie wordt gecorrigeerd voor de buitentemperatuur, dan treedt in 2015 een daling op van 0,1 megaton. Vanaf 2010 is de CO2-emissie, gecorrigeerd voor de buitentemperatuur, gedaald met 2,0 megaton.

De oorzaak van deze daling zit voor 79 procent in krimp van het areaal, minder verkoop van elektriciteit, toenemend gebruik van duurzame energie, meer inkoop van elektriciteit en minder inkoop van warmte. Genoemde factoren zijn grotendeels structureel en dat geldt dus ook voor de reductie van de CO2-emissie vanaf 2010. De rest betreft het saldo van intensivering, extensivering en energiebesparing.

Energieverbruik

In de periode 2010-2014 is het gemiddelde energiegebruik per vierkante meter voor de teelt gedaald met 9 procent. Dit betekent dat het effect van energiebesparing plus extensivering groter is dan de toename van de energievraag door intensivering. In 2015 nam het energiegebruik per vierkante meter met 2 procent licht toe.

Het aandeel duurzame energie nam in 2015 wederom toe van 4,3 procent naar 5,1 procent. Het absolute gebruik van duurzame energie steeg van 4,1 naar 5,0 petajoule, een toename van 22 procent. De groei komt vooral door de winning van aardwarmte en inkoop van duurzame elektriciteit.