Bewijslast middelengebruik ligt nu bij de teler

Een Drentse lelieteler moet voor enkele percelen kunnen aantonen dat zijn bespuitingen geen negatieve gevolgen hebben voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied Holtingerveld. Dit blijkt uit een uitspraak van de Raad van State in een zaak die is aangespannen door Milieudefensie tegen provincie Drenthe.

Bewijslast+middelengebruik+ligt+nu+bij+de+teler
© Marcel Berendsen

Hiermee lijkt het erop dat de bewijslast voor het uitsluiten van negatieve gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen bij de gebruiker komt te liggen. De vraag is nu wat de impact gaat zijn voor telers van andere gewassen en ook in andere regio's. Woordvoerder Wendy van der Sluijs van de Raad van State sluit niet uit dat de uitspraak meer handhavingsverzoeken bij provincies tot gevolg heeft. Bij provincie Drenthe zou dit al het geval zijn.

Provincie Drenthe heeft eerder een verzoek tot handhaving bij de betreffende lelieteler, dat Milieudefensie namens Meten=Weten indiende, naast zich neergelegd. Volgens de milieuorganisatie zijn er aanwijzingen dat de gebruikte middelen de natuur aantasten in Holtingerveld. Daarmee zou de lelieteler een natuurvergunning moeten hebben. Eerder al oordeelde de rechtbank Noord-Nederland dat provincie Drenthe het handhavingsverzoek niet had mogen afwijzen.

Deze uitspraak heeft de Raad van State in hoger beroep bevestigd. Van der Sluijs legt uit dat de hoogste bestuursrechter zich beroept op de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Europese habitatrichtlijn. Volgens de juridische regels mogen activiteiten rond Natura 2000-gebieden geen schade toebrengen aan de natuur in dat gebied. Hiervoor geldt het voorzorgsbeginsel en aansluitend daarop is een natuurvergunning nodig.

Raad van State beroept zich op de Wet natuurbescherming

Wendy van der Sluijs, woordvoerder van de Raad van State

Vanwege de aanwijzingen voor negatieve effecten stelt de rechter dat nader onderzoek nodig is naar de impact van gewasbeschermingsmiddelen op natuurgebieden. Gedeputeerde Staten van Drenthe voerden aan dat een afstand van 250 meter voldoende is om negatieve effecten uit te sluiten. De Raad van State stelt dat die afstand afkomstig is uit onderzoek naar de impact op omwonenden, en dus niet wetenschappelijk onderbouwd voor natuurgebieden.


Vergelijking met PAS-melders

Ook omgevingsjurist Paul Bodden verwacht vanwege de beroepszaak meer handhavingsverzoeken bij de provincies. Volgens hem zullen niet alleen lelietelers hiermee worden geconfronteerd, maar ook telers van andere gewassen of personen of bedrijven die activiteiten ondernemen die de staat van natuurgebieden negatief kunnen beïnvloeden.

Bodden maakt de vergelijking met de situatie van PAS-melders in de veehouderij die geen natuurvergunning hebben en tegen wie in enkele gevallen inmiddels handhavingsverzoeken worden ingediend, ook door milieuorganisaties. De jurist voorziet dat veel procedures net zo zullen verlopen als die met de Drentse lelieteler. Dus eventuele afwijzingen van handhavingsverzoeken door provincies, gevolgd door bezwaarprocedures en beroepszaken.

Burgerorganisatie Meten=Weten is blij dat de Raad van State oordeelt dat voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een natuurvergunning nodig is. Dit geldt dan volgens het burgerinitiatief wel degelijk voor het gebruik van alle middelen in alle teelten.


'Overheden zijn aan zet'

Dus niet alleen voor een lelieteler in de buurt van een Natura 2000-gebied, maar bijvoorbeeld ook voor een aardappelteler in Zeeland. Op de website van Meten=Weten zegt jurist Henk Baptist dat de landelijke overheden nu aan zet zijn om passende procedures op te stellen voor het verlenen van natuurvergunningen.

Vanuit de landbouw zijn de reacties terughoudend. Ron Mulders, portefeuillehouder Plantgezondheid bij LTO Nederland, benadrukt dat de uitspraak een individueel geval betreft en dat de impact op andere teelten en regio's nog niet te overzien is. Wel geeft hij toe dat de uitspraak niet prettig is voor de betreffende teler en dat LTO zich gaat beraden over hoe om te gaan met eventuele nieuwe handhavingsverzoeken. 'Het moet vooral geen veenbrand worden.'


Mulders denkt dat het ingewikkeld is om de bewijslast van de gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen bij gewastelers neer te leggen. Hij wijst op de inzet die al wordt gepleegd om te verduurzamen. 'Dit is een bevestiging dat we op de goede weg zijn. We moeten nu gas blijven geven. Tegelijkertijd blijven we pleiten bij de overheid om ons, in de transitie naar teeltsystemen met minder chemie, de tijd te gunnen voor het zoeken naar oplossingen.'


Nog veel vragen

Algemeen directeur Jan Verschoor van CropLife, de brancheorganisatie voor de Nederlandse agrochemiebedrijven, verklaart dat de uitspraak vooral nog veel vragen opwerpt. Ook hij vindt het zorgelijk en zowel praktisch als theoretisch onmogelijk om de effecten van gewasbeschermingsmiddelen volledig uit te sluiten. 'We hopen dat dit voor de teler in deze zaak niet al te veel beperkingen geeft en roepen op tot een werkbare aanpak.'

Juristen wijzen in deze zaak consequent op het belang van wetenschappelijk onderzoek om aan te tonen wat de effecten zijn van gewasbeschermingsmiddelen op natuurgebieden. Volgens Baptist zorgt het ontbreken van gegevens hierover voor vertraging in het handhavingsproces.

Bodden vindt dat de landbouwsector hier zo snel mogelijk mee aan de slag moet gaan. Totdat de resultaten van een dergelijk onderzoek bekend zijn, adviseert hij lelietelers om percelen in de nabije omgeving van Natura 2000-gebieden voorlopig te mijden.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Weer

  • Maandag
    17° / 8°
    10 %
  • Dinsdag
    21° / 10°
    80 %
  • Woensdag
    14° / 9°
    20 %
Meer weer