Perspectief voor export Nederlandse knolselderij

De groentezadenfirma organiseerde op dinsdag 12 december hun eerste Knolselderijdag. Tijdens deze dag werd aandacht besteed aan marktontwikkelingen en uitdagingen in de teelt. De Knolselderijdag vond plaats bij Van Peperstraten Group in het Zuid-Hollandse Oude-Tonge. Area cropmanager Geert van Diepen van Bejo Zaden gaf een blik op de marktkansen voor knolselderij.

Hij laat zien dat het knolselderijareaal in de Europese Unie sinds 2018 behoorlijk is teruggelopen. In dat jaar groeide in de Europese Unie 14.150 hectare van deze groente, blijkt uit cijfers van Eurostat en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2022 was daar nog 12.110 hectare van over.

Daarentegen gaat de productiedaling minder hard. In 2018 werd 432.000 ton knolselderij geproduceerd, in 2022 429.000 ton. ‘Dat betekent dat akkerbouwers efficiënter zijn gaan telen’, constateert Van Diepen. Volgens hem komt dat ook omdat er nu meer planten per hectare worden uitgezet.

Polen grootste EU-land in knolselderij

Met 3.700 hectare is Polen het grootste knolselderijland in de Europese Unie. Wel levert het dit jaar 2 procent oppervlakte in ten opzichte van 2022. Nederland staat met 1.850 hectare in 2022 op plek twee. Dit jaar breidde het areaal in ons land met 3 procent uit, zo blijkt uit cijfers van het CBS.

De grootste areaalgroeier dit jaar is Duitsland, met een plus van 7 procent. In 2022 groeide bij onze oosterburen op 1.580 hectare knolselderij. In de rest van de EU-landen ligt het areaal op een stabiel niveau. Van Diepen stelt dat het biologische areaal van knolselderij toeneemt, al kan hij daar geen concrete cijfers van presenteren.

Wat betreft de export van Nederlandse knolselderij zijn vooral Duitsland en België belangrijke landen. ‘Maar sinds 2022 verschuift een deel daarvan richting Oost-Europa. Vooral Roemenië en Tsjechië haalden veel knollen naar zich toe’, stelt de area cropmanager van Bejo vast. De piekmaanden in export zijn april, mei en juni. Dit omdat Nederlandse telers het gewas vooral voor de lange bewaring verbouwen.

Kansen voor export

Van Diepen ziet de exportkansen van Nederlandse knolselderij richting Oost-Europa toenemen. ‘Door het landklimaat in die landen hebben ze daar te maken met meer weersextremen. Zo valt dit jaar in veel Oost-Europese landen de opbrengst tegen’, licht hij toe.

‘Polen had te maken met een koud en nat voorjaar, gevolgd door een droge zomer. Daarna werd het juist extreem nat. 10 tot 20 procent is daar nog niet geoogst en er is sprake van vorstschade. Hongarije en Roemenië hadden ook te maken met een koud voorjaar, daarna werd het in die landen heet en droog.’

Verder is volgens Van Diepen de druk van ziekten en plagen hoger. Septoria, cercospora, sclerotinia, pythium en erwinia steken de kop op. Ook luizen en ritnaalden blijken de knolselderijpercelen in Oost-Europa te teisteren.

‘Daarom verwacht ik dat de vraag naar knolselderij vanuit die landen steeds groter wordt. Nederlandse telers kunnen daarvan profiteren, omdat ik verwacht dat de impact van de klimaatverandering in Oost-Europa groter is.’ De area cropmanager voorziet dat vooral de interesse naar bewaarknollen groeit. ‘Niet zozeer de versmarkt. De export zal met name in de periode vanaf april tot september kunnen groeien.’

Turkije

Turkije is als niet EU-land groot in knolselderij, meldt Van Diepen tot slot. Daar groeide vorig jaar 4.200 hectare knolselderij, die voor 100 procent voor de versmarkt wordt geteeld. ‘Vooral in West-Turkije zien we de groente veel. Het is altijd al wel een belangrijk knolselderijland. Veel komt terecht in soepen of bijgerechten.’