Onzekerheid rond stoffenbalans deed Landbouwakkoord mislukken

Het kabinet is bereid om met boerenorganisaties mee te gaan in de wens om te komen tot een afrekenbare stoffenbalans. Uit het concept-Landbouwakkoord dat vrijdagmiddag is gepubliceerd blijkt echter wel dat dit dan wordt gecombineerd met een voor veel boeren strengere graslandnorm (GVE).

Onzekerheid+rond+stoffenbalans+deed+Landbouwakkoord+mislukken
© Dirk Hol

Op verzoek van de Tweede Kamer publiceerde Landbouwminister Piet Adema vrijdag de stukken die bij de onderhandelingen over het Landbouwakkoord op tafel lagen. Het 86 pagina’s tellende document draagt de titel met de titel 'In Beweging’. De tekst moet wel gelezen worden met in het achterhoofd dat er geen overeenstemming over is bereikt.


Adema heeft aangegeven dat hij nu zelf voor Prinsjesdag met een pakket maatregelen komt waarmee de doelen op het gebied van stikstof, water, klimaat en biodiversiteit moeten worden gehaald. Bij het opstellen van dat nieuwe beleid worden zaken uit het concept-Landbouwakkoord betrokken, maar de het coalitieakkoord tussen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie is leidend, schrijft de bewindsman vrijdag aan de Kamer. ‘Die aanpak zal elementen van subsidiëren, normeren en beprijzen bevatten.’

Een aantal maatregelen haalt Adema alvast naar voren met een totale uitgave van circa van 175 miljoen euro. Het gaat hierbij om steun voor bedrijfsopvolging door jonge boeren. Ook de ontwikkeling en ondersteuning van een marktprogramma voor de biologische sector en de start van het aanvalsplan landschapselementen dulden in zijn ogen geen vertraging. Ook maakt de bewindsman dit jaar nog een begin met een implementatieprogramma doelsturing dat uiteindelijk moet leiden tot een stoffenbalans 1.0.

Een afrekenbare stoffenbalans is ook een diepe wens van LTO Nederland. Het geeft namelijk de (melk)veehouder een roer in handen waarmee hij zelf kan sturen op milieudoelen. Daartegenover staat dat hij of zij er ook op afgerekend kan worden mochten die doelen niet worden gehaald.


Invoering graslandnorm

Uit het concept-Landbouwakkoord blijkt dat het kabinet voorafgaande aan de invoering van een stoffenbalans eerst een generieke graslandnorm van 0,25 hectare per Groot Vee Eenheid (GVE) wil invoeren. Dit om de grondgebondenheid van de melkveehouderij te versterken. De graslandnorm zou dan richting 2030 verder worden aangescherpt naar 0,35 hectare/GVE in 2032 of in een andere variant naar 0,33 hectare/GVE in 2030.

Dit laatste schoot bij LTO in het verkeerde keelgat, zo blijkt vrijdag uit een reactie van voorzitter Sjaak van der Tak op het concept-Akkoord. ‘De overheid wilde investeren in deze omschakeling. Tegelijkertijd stonden er vele ontbindende voorwaarden in het akkoord die alle ruimte gaven om dit na het sluiten van het akkoord alsnog niet te doen. Daarmee werd dit belangrijke onderdeel in het akkoord voor LTO hoogst onzeker, ook omdat het ministerie lange tijd een afwijzende houding aannam met betrekking tot doelsturing en de afrekenbare stoffenbalans die daarvoor nodig is.’

In zijn Kamerbrief erkent Adema dat er met LTO, NAJK en Biohuis ‘serieus verschil van inzicht’ was ten aanzien van het vraagstuk grondgebondenheid. Als er overeenstemming was gekomen over het concept-landbouwakkoord, dan was de veestapel met 25 tot 30 procent geslonken tot en met 2035. Niet alleen door de GVE-norm, maar ook door de opkoop van bedrijven en het afromen van productierechten. In een appreciatie van de voorstellen schrijft Wageningen University dat boeren dan aan de door de overheid gewenste stikstofreductie kunnen voldoen. Daarvoor zouden ook nog aanvullende aanpassingen met stikstof- en methaanremmers in het voer nodig zijn evenals meer dagen beweiding.

In de plannen stond ook dat de uitstoot van methaan en lachgas moet worden teruggebracht. Die doelstelling wordt volgens de onderzoekers 'in geen enkele variant gehaald'. Wageningen zegt dat het niet kon uitrekenen wat het akkoord zou betekenen voor de mogelijkheid van boeren om geld te verdienen aan hun werk. Daarvoor was er te weinig informatie. Bovendien hangt het inkomen van boeren af van het gedrag van de consument.


Financiering met 13,5 miljard euro

Het kabinet had 13,5 miljard euro klaarliggen om de maatregelen in het landbouwakkoord door te voeren of te financieren, blijkt uit een van de bijlagen. Bijna 3 miljard daarvan was bedoeld voor nieuwe stalsystemen en innovaties die emissies ‘daadwerkelijk verlagen’. De investeringen in innovatie hadden verder moeten leiden tot 'innovatiehubs' waar bedrijven, overheden, kennisinstellingen en studenten samen zouden werken, en waar start-ups uit hadden moeten voortkomen.

Veruit het meeste geld van de hele pot (8,25 miljard) was bedoeld voor grond, het verplaatsen of het beëindigen van bedrijven. Ook had het kabinet 1 miljard euro uitgetrokken voor natuurbeheer en circulaire landbouw en ongeveer 750 miljoen euro voor biologisch en natuurinclusief boeren. In totaal had in 2030 15 procent van de totale landbouwgrond biologisch moeten zijn.


Werkkapitaal van banken

ABN AMRO, ING en Rabobank stelden een extra pakket aan geldleningen en werkkapitaal van 2,5 tot 3 miljard euro beschikbaar om boeren te helpen die willen verplaatsen en/of extensiveren. Het ministerie van LNV zou 140 miljoen euro beschikbaar stellen voor het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL).

Banken waren bereid om ook een substantiële bijdrage aan het IDL te leveren in de vorm van cofinanciering. Deze financiering zou worden verstrekt in de gangbare verhouding van risicokapitaal door de overheid en kon oplopen tot 670 miljoen in 2030. Jonge boeren zouden binnen het IDL een hoger steunbedrag krijgen, 60 procent van de investering in plaats van 40 procent.

Of het kabinet nog steeds bereid is 13,5 miljard euro uit te trekken voor de eigen voorstellen die in september worden verwacht, is niet bekend. Premier Mark Rutte wees tijdens zijn wekelijkse persconferentie alleen op het transitiefonds van 24,3 miljard euro dat is bedoeld voor de stikstofaanpak van het kabinet. Dit fonds moet echter nog door de Eerste Kamer worden aangenomen.


Een duurzaamheidsstandaard

In het concept-Landbouwakkoord staat dat het de bedoeling was om binnen Nederland een duurzaamheidsstandaard voor op te stellen. Het doel van deze standaard is de verduurzaming van de productie en het aanbod door duidelijkheid te bieden over wat duurzame productie en duurzame producten betekenen voor toeleveranciers, producenten, verwerkers, supermarkten, horeca, catering, foodservice bedrijven en consumenten.

Alle Nederlandse productie zou in 2035 onder deze standaard moeten worden geproduceerd. De standaard zou in beginsel toegankelijk en bruikbaar worden voor alle partijen (binnen- én buitenland). De standaard moest expliciet afspraken borgen in de gehele keten - tussen boeren en tuinders, toeleveranciers, financiers en afnemers - over een redelijke vergoeding voor de primaire producent voor producten die boven de wettelijke standaarden zijn geproduceerd.

Ook schrijven de partijen dat de overheid en de sectoren zich in Europees verband om gaan inzetten voor een meerprijs voor boeren. ‘Wanneer de standaard voor producten in de Nederlandse consumentenmarkt verhoogd wordt, kan de producent die daarvoor hogere kosten maakt een hogere vergoeding ontvangen. Maar diezelfde producent heeft geen garantie dat buitenlandse afnemers ook bereid zijn om meer te betalen. Partijen zullen nog meer dan nu markten buiten Nederland met een hoge toegevoegde waarde moeten ontwikkelen, waar duurzaamheid verwaard kan worden’, zo staat in het conceptakkoord.


Lastig in te schatten

LTO is kritisch op deze standaard en wijst daarbij onder meer naar de reacties van de ACM en PBL. Het PBL constateerde dat het effect van zo’n standaard lastig is in te schatten. De ACM wees er volgens LTO in een mondelinge sessie op dat afspraken over een extra vergoeding voor inspanningen op het gebied van verduurzaming nauwelijks mogelijk zijn wanneer deze voortkomen uit wettelijke eisen. Enkel voor bovenwettelijke eisen zijn er mogelijkheden om prijsafspraken te maken, waarbij PBL wijst op de beperkingen vanuit het mededingingsrecht voor extra vergoeding van verduurzaming.

Ook voor boeren die besluiten om minder op productie en meer op ecosysteemdiensten en landschapsbeheer te focussen is het geboden verdienmodel onzeker. WUR stelt in haar reactie dat voor de doelstelling van 180.000 hectares extra agrarisch natuurbeheer een onvoldoende aantrekkelijke rekensystematiek wordt gebruikt.

De grond zou agrarische grond blijven. Voor agrarisch natuurbeheer zouden langjarige afspraken, achttien jaar komen. Er wordt uitgegaan van ‘kostendekkendheid’. Dit betekent dat een boer de onkostenvergoeding voor het aanleggen van een akkerrand of bomen of houtwal ontvangt, maar niet het inkomensverschil dat voorkomt uit het niet kunnen produceren op die grond.

Voor dat laatste zijn wel ideeën geopperd maar die hebben niet tot concrete toezeggingen geleid. Wel lagen er concrete doelen op tafel: Behoud van het huidige areaal permanent grasland en de aanleg van landschapselementen, waaronder 25.000 hectare houtige landschapselementen in 2030. Dit is in te vullen in de gebiedsprocessen. LTO stelt dat er onzekerheid is over de structurele financiering van deze landschapsplannen in relatie tot Europese regels en budgetten, terwijl deze structurele financiering wel nodig wordt geacht voor de geloofwaardigheid van dit spoor.


Bescherming landbouwgrond

Om landbouwgrond te beschermen waren er plannen om met een juridisch geborgde afwegingskader functieverandering landbouwgrond te komen . Uitgangspunt hierbij was dat de landbouw niet het sluitstuk is in de discussie rondom ruimte, dat bruikbare landbouwgrond beschermd wordt en dat functiewijziging op een goede manier gebeurt. Streven was om dit in 2024 af te ronden.

Jonge boeren met een toekomstbestendig bedrijfsplan en boeren met een grote opgave zouden daar waar mogelijk voorrang krijgen bij toekenning van de gronden. Idee was om zuinig om te gaan met potentieel geschikte locaties (voor moderne bedrijven met lage emissies), waarop verouderde bedrijven worden gesaneerd. Deze locaties moesten niet op voorhand worden ‘doorgestreept’.

Partijen wilden naar langdurige pachtafspraken. Daarbij zou door overheden meer gestuurd worden op kwaliteit en minder op prijs. Bijvoorbeeld door op basis van inhoudelijke criteria of een puntensysteem pachtcontracten te gunnen. Overheden, terreinbeherende organisaties en boeren zouden dit jaar de mogelijkheden onderzoeken om gronden die zij in eigendom en beheer hebben te benutten in de extensivering.. De (natuur)doelstelling op die gronden zou het vertrekpunt zijn. De resultaten zouden ingebracht worden in de lopende gebiedsprocessen.


Innovatie programma

Plannen waren er voor een nationaal Innovatie Programma Landbouw (NIPL) om technische, sociale en systeeminnovaties te stimuleren en mogelijk te maken. Twaalf tot achttien praktijkboerderijen zouden worden ingericht die werken aan oplossingen voor de opgaven uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de daaraan verbonden gebiedsplannen. Er zou een Korte Keten Organisatie komen die de ontwikkeling in de korte keten in gebiedsprocessen ondersteunt met bijvoorbeeld kennis en adviseurs.

Voor de Multifunctionele Landbouw (MFL) zouden de mogelijkheden worden onderzocht voor opbouw van een dataset vergelijkbaar met BIN ((Bedrijven Informatie Net). De MFL zou daarmee structureel onderdeel van de reguliere rapportages over inkomensontwikkeling worden.

Afspraken waren gemaakt over een nieuw programma voor het versterken van groen ondernemerschap in het onderwijs vanuit het perspectief van nieuwe waardecreatie in de foodketen en groen-blauwe ecosysteemdiensten. Bovendien zou de biologische land- en tuinbouw een volwaardige plaats in het agrarisch onderwijs innemen.


Kleiner maar koploper

Bij uitvoering van het Landbouwakkoord zou de primaire sector in 2040 kleiner zijn dan nu, omdat het aantal boerenbedrijven verder afneemt, onder meer door vergrijzing en moeilijk te vinden bedrijfsopvolgers. Maar voor jonge boeren en tuinders die toekomst zien, moest het akkoord langdurige zekerheid bieden om te kunnen investeren in hun bedrijf.

Het akkoord ging ervan uit dat na de transitieperiode de markt de prijs van duurzame (voedsel)productie zou betalen. ‘De meerkosten van de duurzame productie zullen door ons allemaal gedragen moeten worden, niet alleen door de boer’, aldus de concepttekst. Het akkoord had daarbij de ambitie het internationale koploperspositie van de sector vast te houden.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    6° / -2°
    85 %
  • Zaterdag
    4° / 0°
    90 %
  • Zondag
    15° / 6°
    85 %
Meer weer