Enquête wijst op stabiel sterftecijfer honingbijen

Dat blijkt uit de jaarlijkse wintersterfte-enquête, waarvan Wageningen University & Research onlangs de resultaten presenteerde. Onderzoekers van Wageningen UR voeren de enquête uit in samenwerking met drie landelijke bijenhoudersorganisaties. Ongeveer 22 procent van de in totaal 10.500 Nederlandse bijenhouders heeft hieraan meegewerkt.

Al een aantal jaren schommelt het overlevingspercentage voor honingbijen in de winter tussen 85 en 95 procent. De mate van overleving wordt door verschillende oorzaken bepaald, meldt Wageningen UR. Dat varieert van de verspreiding van ziekten en voldoende voedselaanbod tot adequaat beheer van de bijenvolken en de bestrijding van de varroamijt.

Gemiddeld acht volken

Van de ondervraagde bijenhouders overleefden afgelopen winter bij 61 procent alle bijenvolken. Daarentegen verloor 2,5 procent van de bijenhouders al hun volken. Deze laatste groep had gemiddeld twee volken te onderhouden, ten opzichte van gemiddeld acht volken voor de totale groep deelnemers aan de enquête.

De wintersterfte van honingbijen is lager in vergelijking met tien jaar geleden. Toen ging bijvoorbeeld in de winter van 2009-2010 bijna 30 procent van de bijenvolken dood. Voor de komst van de varroamijt, die door onderzoekers van Wageningen UR gezien wordt als grootste veroorzaker van de wintersterfte, lag het sterftecijfer beneden 5 procent. Dat niveau lijkt voorlopig nog niet in zicht.