Spuiwater verbetert bladvertering in de fruitteelt

Binnen een innovatieproject in de provincie Utrecht verleenden het ministerie van LNV en het Ctgb voor de periode van 16 oktober 2018 tot en met 31 januari 2019 een ontheffing voor het gebruik van spuiwater als meststof op fruitbomen. De Utrechtse fruittelers Wim van Wijk en Kees van Dijk hebben de restvloeistof uit chemische luchtwassers van het varkensbedrijf van Wim van Vulpen in hun boomgaarden toegepast.

Van Wijk is positief over de toepassing, blijkt uit een eerste evaluatie. Hij vertelt ruim een week na de eerste bespuiting bij de start van de bladval al een duidelijk effect te zien was. ‘Het blad aan de behandelde bomen kleurde snel zwart en kwam al gauw onder de bomen te liggen.’ Volgens de fruitteler is het droge najaar met de relatief hoge temperaturen gunstig geweest voor de opname van spuiwater door het oude perenblad.

Minder last van schimmels

Een betere vertering van het gevallen blad is goed om de ziektedruk in de fruitteelt te verminderen, vertelt Van Wijk. ‘Je hebt dan minder last van schimmels als schurft en zwartvruchtrot in de lente. Daarnaast raken bomen eerder in winterrust, waardoor ze meer tijd hebben voor een goede knopvorming.’ Door het gebruik van spuiwater kan het aantal bespuitingen tegen vruchtboomkanker ook beperkt blijven, stelt Van Wijk.

Vanuit het project wordt nu via bodemanalyses van de proefpercelen en analyses van het oppervlaktewater onderzocht of de toepassing van spuiwater voldoet aan de gestelde voorwaarden voor milieubelasting. De tijdelijke ontheffing voor spuiwater kan op termijn worden omgezet in een reguliere toelating, wanneer uit onderzoek blijkt dat het gebruik positieve effecten heeft gehad.

Toepassing als onkruidbestrijding

Het spuiwaterproject richt zich naast het stimuleren van de bladval en de bladvertering ook op de toepassing als meststof via fertigatie, of als onkruidbestrijding en het effect op de natuurlijke vijanden. Projecten LTO Noord voert de projectleiding uit en de praktijkproeven op de bedrijven worden begeleid door Delphy en Wageningen University & Research.

Het project heeft een looptijd tot en met 2021 en wordt mogelijk gemaakt door LTO Noord Fondsen, de provincie Utrecht en ELFPO (Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling).