Staat gaat in hoger beroep tegen fosfaatuitspraak

Dit schrijft staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zaken in een brief aan de Tweede Kamer na overleg met zuivelbedrijven, de diervoederindustrie en Rabobank. Deze partijen hebben samen het fosfaatreductieplan opgesteld voor behoud en verlenging van de derogatie. De sector steunt de staat in het aantekenen van het hoger beroep.

Het verlies van derogatie heeft grote financiële gevolgen voor de veehouderij, aldus Van Dam: 'Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat een groot deel van het doel om de fosfaatproductie in 2017 weer onder het Europees plafond te brengen, al is gehaald. Maar we zijn er nog niet. Het is in het eigen belang van de melkveehouderij om nu met volle vaart door te zetten. Alleen dan behoudt de sector zicht op derogatie.'

Voorzienbaar

Volgens de staatssecretaris zijn er goede gronden om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan. Zo is het oordeel van de rechter dat de fosfaatreductieregeling disproportioneel uitpakt voor de eisende melkveehouders aanvechtbaar. Ook meent de staat dat de regeling voorzienbaar was voor alle melkveehouders. Zij wisten dat er maatregelen zouden worden getroffen als het Europees fosfaatplafond werd overschreden.

Het hoger beroep betekent dat bedrijven die zich na het recente vonnis niet aan de fosfaatreductieregeling houden, een risico nemen dat voor eigen rekening komt. Het hoger beroep wordt aangetekend via een spoedappel om zo de periode waarin onzekerheid bestaat tot een minimum te beperken.Gehoopt wordt op een uitspraak in augustus.

Jongvee

In de brief schrijft Van Dam verder dat hij samen met de sector kijkt of er draagvlak is voor een alternatieve invulling van het jongveegetal. Dat is onlangs geïntroduceerd om te voorkomen dat melkveehouders hun vee tijdelijk onderbrengen bij niet-melkleverende bedrijven. Deze veehouderijen zijn vrijgesteld van het fosfaatreductieplan.

Afgelopen week gaven de sectorpartijen aan dat het jongveegetal tot onbedoelde effecten leidt. De staatssecretaris heeft de sector daarom uitgenodigd op korte termijn te onderzoeken of er draagvlak is voor een alternatieve invulling van het jongveegetal. Voorwaarde is wel dat dit niet ten koste gaat van de effectiviteit van de regeling en er geen ongewenste markteffecten voor andere sectoren ontstaan.