Milieu-indicator gewasbescherming moet in 2025 operationeel zijn

Het agrobedrijfsleven en ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de afgelopen jaren gezamenlijk ingezet op het ontwikkelen van de basis voor een internationale milieu-indicator gewasbescherming. Inmiddels is duidelijk dat verschillende organisatie de indicator willen integreren in systemen om telers te helpen duurzamer te telen. De Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw is hier een voorbeeld van.

Om te bepalen welke landen en gewassen meegenomen moeten worden in de ontwikkeling van de milieu-indicator gewasbescherming is eind vorig jaar een vraag voorgelegd aan de groente- en fruithandel en de sierteelthandel. Op basis van handelsdata is vervolgens een selectie gemaakt van de belangrijkste gewassen uit een aantal landen.

Impact bepalen

Begin dit jaar zal op basis van een eerste set internationale gewassen onderzocht gaan worden welke actieve stoffen voor deze teelten zijn toegelaten in het land van productie. Voor het bepalen van de impact van de gewasbeschermingsmiddelen bij teelten buiten Europa moet worden bekeken of de toxiciteitsstudies die voor Europese toelating gedaan zijn, voldoende zeggen over de mogelijke impact in het land van gebruik.

Wanneer dat niet het geval is, dan zal onderzocht moeten worden of er andere data beschikbaar zijn over de impact van een actieve stof onder de desbetreffende omstandigheden, meldt Greenports Nederland in een persbericht.

Inventarisatie

Omdat de toepassingen en de omstandigheden waarin de gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast anders kunnen zijn in het buitenland dan in Nederland, zal een inventarisatie gemaakt worden van de internationaal meest bepalende factoren die in de rekenregels van de milieu-indicator gewasbescherming van belang zijn.

Initiatiefnemers om de milieu-indicator door te ontwikkelen en te implementeren, zijn: LTO Nederland, BO Akkerbouw, IDH Trade, GroentenFruit Huis, Royal FloraHolland en Glastuinbouw Nederland. Door deze partijen is samenwerking gezocht met Greenports Nederland voor een deel van de coördinatie en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor cofinanciering.