Europarlement wil dat veetransport maximaal acht uur duurt

Het onderzoek is juni 2020 ingesteld om vermeende schendingen van de EU-regels voor het vervoer van dieren te onderzoeken. De conclusie luidt dat de EU-voorschriften op dit gebied niet altijd worden nageleefd in de lidstaten. Er wordt niet ten volle rekening gehouden met de verschillende behoeften van de dieren.

Het parlement vindt nu dat er een maximum transporttijd van acht uur moet komen, waardoor effectief een einde kan komen aan misstanden bij veetransport. Drachtige dieren in het laatste derde periode van de draagtijd zouden niet langer dan vier uur vervoerd mogen worden. Wat betreft het vervoer van kwetsbare, zeer jonge dieren wil het Europees Parlement dat kalveren jonger dan vier weken nog maximaal 50 kilometer vervoerd mogen worden.

Amendementen verworpen

Een meerderheid van het Europarlement verwierp echter ook drie amendementen om het vervoer nog verder in te korten of geheel te verbieden. Het betrof twee amendementen van de Groenen en een van de Partij voor de Dieren. Bovendien zwakte de plenaire meerderheid in het Franse Straatsburg twee aanbevelingen uit het onderzoeksrapport af over het vervoer van ongespeend vee en van drachtige dieren.

Europarlementariër Anja Hazekamp van de Partij voor de Dieren meent dat het Europees Parlement door het verwerpen van deze drie amendementen een kans laat liggen om structureel dierenleed tijdens veetransport te verminderen. 'Met kleine stapjes zijn dieren in de praktijk niet geholpen', meent Hazekamp.

Kwaliteit is leidend

In reactie op het aannemen van het rapport en de aanbevelingen gaf Europarlementariër Jan Huitema aan dat wat hem betreft de kwaliteit van het diertransport leidend moet zijn en niet per se de duur van het transport. 'Het rapport stelt terecht dat in veel landen nog ruimte voor verbetering is op het gebied van dierenwelzijn en transport. Dit moet wat mij betreft wel altijd een wetenschappelijke basis hebben en niet op basis van emoties worden gedaan.'

SGP-Europarlementariër Bert-Jan Ruissen onthield zich van stemming. 'Wanneer opgeroepen wordt tot aanpassing van de regels, dan dient dat te allen tijde op wetenschappelijke basis te gebeuren en vergezeld van gedegen studies naar de effecten. Helaas moet ik constateren dat voor een aantal aanbevelingen in de resolutie een wetenschappelijke basis ontbreekt.'