Toets moet opkomstproblemen voorspellen

In de eerste twee jaar van het ketenproject zijn in beide jaren 50 partijen aardappelen gevolgd, van pootgoedteler tot consumptieperceel. Hierbij is volgens de stuurgroep van het project veel informatie over onder meer teelthandelingen en bewaring verzameld en geanalyseerd. Na twee jaar kan er geen hoofdoorzaak voor de opkomstproblemen worden aangewezen. Er zijn meerdere factoren die een rol spelen.

De onderzoekers hebben een aantal aanwijzingen gevonden. Data-analyse geeft aan dat er een mogelijk verband is met de factoren pootgoedvitaliteit, (latente) besmetting met Erwinia en het aantal rotte knollen in de stresstest/klimaatkamer. Deze gegevens verklaren echter maar een beperkt deel van de variatie in opkomst op consumptiepercelen. Consumptiepercelen met dezelfde pootgoedherkomst kunnen erg verschillen in opkomst.

Meerdere oorzaken

De stuurgoep concludeert dan ook dat ‘de’ oorzaak van opkomstproblemen niet bestaat. 'De verschillende factoren die opkomstproblemen veroorzaken hebben individueel relatief een zwakke invloed ten opzichte van het totaal aan invloeden.' In de eerste twee jaar is wel aangetoond dat er een voorspellende waarde ligt in een toets. Die wordt daarom verder uitgewerkt.

Daarnaast hebben de onderzoekers ervaren dat omstandigheden na het tijdstip van afleveren van het pootgoed kan leiden tot grote verschillen in opkomst. Dit
wordt ook verder onderzocht.

Sectorpartijen

Het kentenproject werd in het najaar van 2016 gestart op initiatief van diverse sectorpartijen. Aanleiding waren de velen pootgoedklachten bij de consumptietelers. Het project is opgestart vanuit Agrico, Aviko, Farm Frites, HZPC, Kleinjans aardappelhandel, Lambweston, McCain, Meijer en Nedato. De NAO en VAVI faciliteren het project en LTO en NAV hebben een adviserende rol. De NAK coördineert het project.