Boeren verliezen hoger beroep fosfaatreductie

De Staat heeft in hoger beroep gelijk gekregen in het geschil met melkveehouders over de fosfaatreductieregeling. Het gerechtshof in Den Haag stelt de boeren op alle punten in het ongelijk.

Dat blijkt uit de dinsdag gepubliceerde vonnissen. De Staat had hoger beroep ingediend tegen zes vonnissen van de Haagse rechtbank van 4 mei 2017. In die vonnissen had de voorzieningenrechter de Regeling fosfaatreductieplan 2017 voor de eisers in die zaken buiten werking gesteld.

De voorzieningenrechter oordeelde in mei dat de fosfaatreductieregeling voor de melkveehouders niet te voorzien was. Omdat zij voor 2 juli 2015 onomkeerbare investeringsverplichtingen waren aangegaan, worden zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de regeling onevenredig zwaar getroffen. De staat ging hier tegen in hoger beroep.

Vierduizend bedrijven

Als gevolg van de eerdere uitspraken door de voorzieningsrechter in de kort gedingzaken sloten steeds meer melkveehouders zich bij de procedure aan. Uiteindelijk vertegenwoordigden de zes procedures in hoger beroep zo'n vierduizend bedrijven. Dit is inclusief de bedrijven die hun hoop vestigden op de uitkomst van de lichte toets van RVO.nl. Nu het hoger beroep is verloren, gaat de fosfaatreductieregeling voor deze groep weer in en zullen er alsnog koeien moeten worden afgevoerd.

In kort geding achtte de rechter de regeling onmiskenbaar in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat het recht op eigendom beschermt. Om die reden stelde de voorzieningenrechter de regeling voor de melkveehouders buiten werking.

Door de uitsrpaak in hoger beroep treedt de Fosfaatreductieregeling voor deze boeren weer in werking. Of zij direct een heffing verschuldigd zijn, laat de uitspraak in het midden. Het gerechtshof adviseert het ministerie en de betrokken melkveehouders om in de ontstane situatie een voor alle partijen bevredigende regeling te treffen.

Maatregelen wel te voorzien

Het Haagse gerechtshof heeft nu de vonnissen van de voorzieningenrechter vernietigd. Het hof is van oordeel dat voor de melkveehouders te voorzien is geweest dat er na het afschaffen van de melkquota nadere maatregelen zouden moeten worden genomen om te voorkomen dat het nationale mestplafond zou worden overschreden.

Naar het oordeel van het hof is dat ook in voldoende mate af te leiden uit uitlatingen die door de staatssecretaris van Economische Zaken in het parlement en in Kamerbrieven zijn gedaan. De melkveehouders mochten er daarom niet op vertrouwen dat hun bedrijven ongeremd zouden kunnen groeien.

Het hof is verder van oordeel dat niet in algemene zin kan worden gezegd dat de regeling tot onevenredige gevolgen leidt. Voor een antwoord op de vraag of de regeling in individuele gevallen tot onevenredige gevolgen leidt, is beoordeling nodig van alle omstandigheden van het individuele geval.

Het enkele feit dat er onomkeerbare investeringen zijn gedaan, is volgens het hof niet voldoende om te concluderen dat er van een onevenredige benadeling sprake is. Er zijn door de individuele melkveehouders onvoldoende gegevens in het geding gebracht waaruit moet worden afgeleid dat zij ieder voor zich onevenredig door de regeling worden benadeeld.

Biologisch

Het Haagse hof heeft geen uitzondering gemaakt voor biologische of grondgebonden boeren, daar zij ook aan de nationale mestproductie bijdragen. De vraag of biologische melkveehouders toch een aparte positie verdienen, is een politieke vraag die niet door de rechter kan worden beantwoord.

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    6° / -2°
    85 %
  • Zaterdag
    4° / 0°
    90 %
  • Zondag
    15° / 6°
    85 %
Meer weer