Boer en tuinder staan er goed op bij de Nederlander

Het algemene beeld dat de gemiddelde Nederlander van de boer en tuinder heeft is positief. De rapportcijfers die de agrarische sector krijgt, zijn op een na voldoende en de associaties die de sectoren oproept zijn overwegend positief. Op een aantal punten is ruimte voor verbetering.

Boer+en+tuinder+staan+er+goed+op+bij+de+Nederlander
© Dick Breddels

Het staat in het onderzoek dat Magis Marketing en Research heeft uitgevoerd in opdracht van Nieuwe Oogst. Het bureau heeft 420 respondenten gevraagd naar hun mening over de land- en tuinbouw in Nederland. De ondervraagden vormen een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking. Het onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in het imago van de boer en tuinder in Nederland. De vragenlijst bestond deels uit gesloten en deels uit open vragen.

De antwoorden van de ondervraagde burgers leveren een algemene indruk op, maar zijn opgesplitst in kenmerken van de ondervraagde. Zo wordt onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, stads- en dorpsbewoners en laag en hoog opgeleiden. Met hoogopgeleid wordt iedereen bedoeld met havo, vwo, hbo of een universitaire opleiding. Daarnaast zijn de vragen opgesplitst tussen veehouderij enerzijds en tuin- en akkerbouw anderzijds.

Keurige rapportcijfers

De rapportcijfers die de Nederlanders boeren en tuinders geven zijn keurig. Het beeld van de tuinder en akkerbouwer is over het algemeen iets positiever dan dat van de veehouder, maar de verschillen zijn zeer klein.

De melkveehouderij krijgt ook het hoogste rapportcijfer: een 7,5. De paardenfokkerij (7,0), schapen- en geitenhouderij (6,8), varkenshouderij (6,6) en pluimveehouderij (6,5) volgen. De pelsdierhouderij ontvangt de enige onvoldoende: een 4,6.

Stad waardeert boeren minder

Bij de totstandkoming van deze rapportcijfers is verschil waar te nemen per geslacht, woonomgeving en opleidingsniveau. Mensen uit de stad geven een duidelijk lagere waardering aan melkveehouderij en paardenfokkerij dan mensen in een dorp. De verschillen lopen op tot viertiende punt. De melkveehouderij, varkenshouderij en pelsdierhouderij krijgen een significant lager cijfer van vrouwen dan van mannen. Verder valt op dat hoger opgeleiden over de hele linie net iets lagere cijfers geven dan lager opgeleiden.

De voedingtuinbouw en de akkerbouw krijgen het rapportcijfer 7,3. De sierteelt volgt met een 7,2. Verschillen in beoordeling van de sector door hoog en laag opgeleiden zijn er amper. Ook de waardering van mannen en vrouwen voor de sector loopt weinig uiteen. Wel heeft de inwoner van de stad een minder positief beeld van de sierteelt dan de plattelander.

Kenmerken die de Nederlander bij de agrarische sector vindt passen zijn: ‘doelgericht’ (96 procent), ‘deskundig’ (95 procent), ‘professioneel’ (92 procent) ‘betrouwbaar’ (91 procent) en ‘eerlijk’ (90 procent). Daarnaast komt een aantal kenmerken naar voren die de Nederlander niet vindt passen bij de boer en tuinder. Zo vindt een minderheid boeren en tuinders ‘arrogant’ (12 procent), ‘langzaam’ (15 procent) en ‘star’ (29 procent).

Toekomst in gevaar

De toekomst van de sector is volgens 83 procent van de respondenten in gevaar door regelgeving en doordat boeren en tuinders stoppen met hun bedrijf. Ook is het merendeel in de veronderstelling dat het aantal jonge boeren afneemt.

De Nederlander heeft het idee dat de biologische landbouw zich snel ontwikkelt en de landbouw in Nederland steeds intensiever en grootschaliger wordt. Ook denkt 68 procent dat steeds meer buitenlanders werkzaam zijn in de agrarische sector. Iets meer dan de helft van de Nederlanders (56 procent) vindt dat de boer een mooi vrij leven heeft.

21 procent van Nederland denkt dat werken in de agrarische sector vies is. De rest is het niet eens met die stelling. Mannen, stedelingen en hoger opgeleiden vinden overigens vaker dat boerenarbeid vies werk is, dan vrouwen, dorpelingen en laag opgeleiden.

Op klompen

Een deel van de Nederlanders houdt vast aan het beeld dat zo nog geregeld in commercials wordt geschetst. Zo is 40 procent van de mensen het eens met de stelling dat de boer de hele dag een overall en klompen of laarzen aanheeft. Verder denkt 17 procent dat een boer altijd eenvoudige boerenkost eet.

Stedelingen zijn het vaker met deze stellingen eens dan dorpelingen. Ook zijn hoogopgeleiden zijn het vaker eens met deze stellingen dan laagopgeleiden. Zo vinden hoog opgeleiden de boer vaker een gesloten persoon dan laag opgeleiden, (31 tegen 21 procent). Een vergelijkbaar verschil is tussen stedelingen en dorpelingen waar te nemen (32 tegen 21 procent). Tussen mannen en vrouwen zit weinig verschil bij beantwoording van de stellingen.

De stelling ‘een boer is ouderwets ingesteld’ wordt door 26 procent van de Nederlanders onderschreven. En 19 procent is van mening dat de boer streng gelovig is. Het aandeel mannen, stedelingen en hoger opgeleiden dat instemt met deze stellingen, is ongeveer 10 procent groter dan het aandeel dat vrouw is, uit het dorp komt of laagopgeleid is.

Veel onbekendheid

Onder de Nederlandse bevolking bestaat relatief veel onbekendheid met de agrarische sector. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat 24 procent van de respondenten amper bekend is met de veehouderij. Ze hebben er simpelweg nooit mee te maken. Bij de akker- en tuinbouw is dat percentage 29 procent.

Een groot deel (respectievelijk 21 en 24 procent) kent de agrarische sectoren alleen van de televisie en hun producten in de winkel. De rest kent de sectoren omdat ze bij veehouders of akkerbouwers en tuinders inkopen doen of omdat deze ondernemers in de buurt wonen. Van alle deelnemers heeft 20 procent een veehouder in de kennissenkring en 16 procent een akkerbouwer of tuinder.

De melkveehouderij, varkenshouderij, akkerbouw en pluimveehouderij zijn de bekendste agrarische sectoren. De pelsdierhouderij is het minst bekend. 65 procent van de respondenten kent de sector enkel van naam en 10 procent heeft er helemaal nog nooit van gehoord.

Vooral koeien

Bij het woord veehouderij denkt 32 procent van de mensen als eerste aan ‘koeien’. Andere veelgehoorde associaties zijn ‘melk’, ‘hard werken’, ‘vlees’ en ‘dieren’. Mest werd door drie respondenten genoemd en milieuvervuiling een keer. De respondenten koppelden veehouderij niet aan megastallen of dierziekten.

Het beeld dat de gemiddelde Nederlander van deze sector heeft, is overwegend positief. De veehouder wordt gezien als een ‘harde werker’ en ‘druk’. Bijna evenveel mensen associëren de sector met ‘nuchter’, ‘belangrijk’, ‘enthousiast’ en ‘ondernemend’.

Van de negatieve associaties wordt ‘ouderwets’ genoemd door een kwart van de mensen. Ook ‘lomp’ en ‘wereldvreemd’ (beiden 21 procent) worden daarbij genoemd.

Geen verschil mannen en vrouwen

Hoger opgeleide mensen vinden de veehouder minder hoog opgeleid en minder enthousiast dan laag opgeleide mensen. Hoog opgeleiden hebben ook iets meer negatieve associaties bij de veehouder. Zij vinden de veehouder ouderwetser, norser, lomper en wereldvreemder dan de laagopgeleide Nederlander. De stedeling vindt de veehouder minder vernieuwend dan de dorpsbewoner. Tussen mannen en vrouwen zitten geen duidelijke verschillen in negatieve associaties.

De meeste mensen (59 procent) geven aan dat het beeld dat ze van de veehouderij hebben de afgelopen tien jaar gelijk is gebleven. Een grote groep – 37 procent – zegt dat het imago van de veehouder beter is geworden, terwijl 4 procent een negatiever beeld heeft gekregen.

De redenen die burgers geven voor het positievere imago lopen sterk uiteen. Genoemd wordt dat de veehouder diervriendelijker en milieuvriendelijker is geworden en met zijn tijd meegaat. ‘Meer koeien in de weilanden’ zegt een aantal respondenten.

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

Meer weer