Hoogdragende zeugen vaker voeren verhoogt bigoverleving

In het onderzoek kregen de zeugen na opleg in de kraamstal gedurende gemiddeld drie dagen een verschillend voerregime. Een groep zeugen kreeg een keer per dag 2,7 kilo voer. Een tweede groep kreeg de 2,7 kilo verdeeld over vier porties van 0,68 kilo. Een derde groep zeugen kreeg vier keer per dag een onbeperkte voerportie.

De drie behandelingen hadden geen effect op het aantal doodgeboren biggen. Ook was er geen effect op de duur van het werpen. Dat was bij andere onderzoeken met vaker voeren meestal wel zo. Wel was er een effect zichtbaar op de geboortehulp. Die werd het minste ingezet bij vier keer per dag een kleine voerportie en het vaakst bij vier keer per dag en onbeperkt voeren.

Op de eerste geboortedag heeft het voerregime nog geen invloed op de biggen. De biestopname per big verschilde niet. Ook is de uitval die eerste dag bij de drie behandelingen hetzelfde.

Lagere uitval biggen

Vanaf de eerste dag zijn er duidelijke verschillen. De biggen van de zeugen die één keer per dag voer kregen, blijven vaker achter. De uitval is hierdoor duidelijk hoger. De uitval bij de biggen is bij één keer per dag voeren voor werpen 15,1 procent en bij vier keer per dag voeren voor werpen 12,4 procent bij vier keer beperkt voeren en 12,5 procent bij één keer onbeperkt voeren.

De biggen werden op 21 dagen gespeend. Bij één keer per dag voeren wegen ze dan gemiddeld 4,8 kilo. Bij vier keer per dag beperkt voeren 4,9 kilo en bij vier keer per dag onbeperkt voeren 4,94 kilo. Tijdens de lactatie aten de zeugen die voor het werpen één keer per dag voer kregen, gemiddeld 4,8 kilo voer per dag. De zeugen die vier keer per dag beperkt waren gevoerd, aten in de lactatie 5 kilo per dag. De onbeperkt gevoerde zeugen haalden 5,1 kilo per dag.