CRV komt met fokwaarde uierbalans via gegevens melkrobots

Het kenmerk uierbalans geeft het verschil in hoogte tussen de voor- en achteruier aan. Hierbij wordt een hoog achteruier ten opzichte van een vooruier met een hoge fokwaarde aangegeven en een hoog vooruier met een negatieve fokwaarde. Het is een optimumkenmerk. Dat betekent dat een fokwaarde van 100 optimaal is, omdat hierbij de voor- en achteruier bijna op dezelfde hoogte hangen. Er is balans.

Overigens is die balans niet helemaal 100 procent, weet Niek Meijer van de Animal Evaluation Unit van CRV. 'Een fokwaarde van 100 geeft het gemiddelde van de vaarzenpopulatie aan. Dit gemiddelde is nu een uierbalans van 2 centimeter, oftewel de achteruier is 2 centimeter hoger ten opzichte van de vooruier. Bij een fokwaarde boven de 100 neemt dit verschil dus toe. Onder de 100 gaat die fokwaarde eerst richting balans. Daarna wordt de vooruier lager dan de achteruier.'

Volgens Meijer is een fokwaarde rond de 100 nog steeds ideaal. 'Dan krijg je vaarzen met een licht positieve uierbalans van 2 centimeter. Elke lactatie neemt de uierbalans een paar millimeter af, maar oude koeien rond de tien lactaties hebben dan dus wel een vlakke uierbodem.'

1.400 melkveebedrijven

De gegevens voor deze fokwaarde zijn afkomstig van 1.400 Nederlandse melkveebedrijven met een automatisch melksysteem, die via Joindata aan CRV toestemming hebben gegeven om data te mogen gebruiken voor de fokwaardeschatting. Het zijn allemaal melkveehouders met een Lely-melksysteem, omdat vooralsnog alleen dit systeem de door CRV gewenste gegevens kan produceren en doorgeven.

Het kenmerk uierdiepte geeft het gemiddelde verschil weer in uierdiepte tussen de achter- en vooruier. Dit kenmerk heeft een matige correlatie met de huidige kenmerken, waardoor het publiceren ervan duidelijk meerwaarde heeft. 'De huidige bekende uierkenmerken hebben nauwelijks een voorspellende waarde. Wel is er een positieve correlatie met bijvoorbeeld de ophangband', zegt Meijer.

Melksnelheid

Ook andere gegevens worden op basis van de automatische melksystemen meegenomen in de fokwaarde. Zo worden de melksnelheidsgegevens van de robot ook in de fokwaarde verwerkt. Doordat er hierdoor meer gegevens beschikbaar komen, stijgt de erfelijkheidsgraad van 0,23 naar 0,51. Overigens worden ook de gegevens van de bedrijfsinspectie verwerkt in de fokwaarde. De melksnelheid op basis van het automatisch melksysteem wordt als de belangrijkste bron, het hoofdkenmerk, voor deze fokwaarde gezien. Voorheen waren dit de gegevens van de bedrijfsinspectie.

Daarnaast worden gegevens als uierdiepte, afstand tussen de voorspenen en afstand tussen de achterspenen meegenomen in de fokwaardeschatting. Deze worden bepaald aan de hand van de speenpuntcoördinaten, die het automatisch melksysteem meet. Deze kenmerken worden ter ondersteuning van de huidige kenmerken bekeken. Maar ze worden niet als dusdanig gepubliceerd.