EU is verdeeld over vaccin pluimvee

De Tweede Kamer debatteerde met de landbouwminister en minister Ernst Kuipers van Volksgezondheid over zoönosen en dierziekten. Minister Staghouwer vervult in Europa een voortrekkersrol samen met zijn ambtgenoot Julien Denormandie van Frankrijk. Elf landen zitten min of meer op dezelfde lijn dat zo snel mogelijk moet worden gestart met vaccineren van pluimvee tegen vogelgriep. Maar ook een heel aantal landen is daartegen.

Staghouwer noemt het dan ook een 'utopie' dat al voor het volgende vogelgriepseizoen kan worden gevaccineerd. Met name D66 en VVD dringen aan op snelle vaccinatie. Volgens Tweede Kamerlid Thom van Campen (VVD) is de politiek dat aan de maatschappij verplicht. Hij is ervan overtuigd dat het draagvlak voor ruimingen zal afnemen nu vogelgriep steeds meer een structureel probleem is.

'Het liefst zou ik morgen met vaccineren beginnen', zei Staghouwer. 'Wij hebben sinds 2003 geïnvesteerd in de ontwikkeling van effectieve vaccins die verspreiding tegengaan. Maar tot op heden is het nog niet gelukt een dergelijk effectief vaccin, dat op alle onderdelen voldoet, te ontwikkelen.' De belangrijkste voorwaarde is volgens Staghouwer dat het virus zich niet meer verspreidt, ook niet onder de radar.

Ook minister Kuipers waarschuwde dat het een risico is dat vaccins wel wat doen tegen ziekte en sterfte, maar niet tegen verspreiding. In dat geval kan het virus zich ongemerkt verspreiden binnen pluimveehouderijen en mogelijk eerder muteren, is de vrees.

Vermengen van griepvirussen

De Partij voor de Dieren zou het liefst zien dat er geen bouwvergunningen meer worden verleend aan pluimvee- en varkensbedrijven die dicht bij elkaar in de buurt liggen. Vorige week gaven experts in de Tweede Kamer aan dat het monitoren van griep in de varkenshouderij onvoldoende gebeurt. Het risico bestaat dat bij varkens griepvirussen van pluimvee en varkens zich vermengen tot een voor de mens gevaarlijke variant.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geeft aan dat hij de locatie van bedrijven ten opzichte van elkaar en de veedichtheid als risico voor zoönosevorming wil betrekken bij de gebiedsgerichte aanpak. Hetzelfde geldt voor pluimveebedrijven die extra risico lopen op vogelgriep doordat ze in een waterrijk gebied liggen.