Gedeeltelijk intrekken omgevingsvergunning kan niet zomaar

Stichting Groen Kempenland, stichting Brabantse Milieufederatie en stichting Milieuwerkgroep Kempenland hadden het verzoek ingediend om de omgevingsvergunning van een Brabantse veehouder gedeeltelijk in te trekken. De betreffende boer in gemeente Reusel-De Mierden hield minder dieren dan volgens de vergunning toegestaan. Het gaat hierbij om een veehouderij met pluimvee en melkvee.

De organisaties baseerden het aantal dieren op de mei-opgave van de veehouder. Hieruit bleek inderdaad dat de boer op dat moment minder dieren hield dan op zijn vergunning stond. Dat blijkt al drie jaar of langer het geval. De rechter vond dit wel een begin van bewijs. Verder oordeelt de rechter dat als een stal niet is gebouwd dat er dan reden is om de vergunning in te trekken.

In dit geval waren de stallen echter wel aanwezig. Het ging in deze zaak dan ook om de vraag of er reden was om de vergunning in te trekken, omdat er minder dieren waren dan op de vergunning stond. Die reden is er volgens de rechtbank alleen als er helemaal geen dieren van een bepaalde categorie in de stallen worden gehouden.

Beter Leven-keurmerk

Als wel een deel van de dieren van de juiste categorie is gehouden in de stallen, dan mag de vergunning niet worden ingetrokken. Ook al worden er minder dieren gehouden dan in de vergunning staat. Minder dieren houden kan daarbij tijdelijk zijn en dat was hier ook het geval om te kunnen voldoen aan het Beter Leven-keurmerk.

Een gemeente of andere bevoegde instantie kan niet bij iedere vermindering van dieren controleren of een bedrijf nog aan de voorwaarden van de vergunning voldoet. De uitspraak van de rechtbank was al in december vorig jaar. Advocatenkantoor Pels Rijcken heeft er in februari aandacht aan besteed in een blog.