Bart Jannink is enthousiast over TN50-zeug

De omschakeling naar de TN50-zeug is nog in volle gang op het gesloten varkensbedrijf van Jos Eeltink in Ambt Delden. Bart Jannink is daar bedrijfsleider. Fokker Harrie Brummelhuis startte twee jaar geleden met het inkruisen van de Noorse lijn, waarmee hij omschakelde van de Topigs 50 naar TN50. Hierdoor schakelde ook het bedrijf van Eeltink vanzelf over.

Inmiddels heeft 75 procent van de 460 zeugen in meer of mindere mate Noors bloed in de aderen. Toen hun leverancier van de opfokzeugen omschakelde naar de TN50, is er nooit sprake geweest van een mogelijke overstap naar een andere zeug. Jannink: 'De Topigs 50 beviel goed op ons bedrijf en van de TN50 hadden we ook goede verwachtingen. Die worden tot nu toe ook waargemaakt.'

Pluspunten

TN50-zeugen hebben in de ogen van de bedrijfsleider van het Twentse varkensbedrijf vooral pluspunten en vrijwel geen minpunten ten opzichte van andere zeugenlijnen. 'Het enige is dat ze wat minder biggen werpen dan bijvoorbeeld TN70- of Deense zeugen.' Met in totaal zestien geboren biggen en minder dan 8 procent doodgeboren presteren de TN50-zeugen prima.

Jannink is er dan ook meer dan tevreden over. Verder merkt hij op dat het met de vruchtbaarheid van de TN50 ook goed zit. Ter illustratie noemt hij het afbigpercentage van de eerste inseminatie van 93 procent.

Rust in groep

Belangrijk pluspunt noemt de bedrijfsleider dat de TN50 een rustige zeug is die niet agressief is naar andere zeugen. Dat zorgt voor rust in de groepshuisvesting en arbeidsgemak. Daarbij heeft deze zeug goed beenwerk en naar verwachting een lange levensduur. 'Met de Topigs 50 hebben we de ervaring dat ze vlot acht worpen kunnen meedraaien.'

Een ander pluspunt is de goede uierkwaliteit van de TN50. Die lijkt net zo goed als die bij de Topigs 50. De goede uier en de goede melkproductie zorgen ervoor dat de zeug veel eigen biggen kan grootbrengen. 'Daarom hebben we ook voor deze zeugenlijn gekozen.'

Geen kunstgrepen

Voor het grootbrengen van de biggen zijn geen kunstgrepen nodig. Slechts incidenteel wordt een pleegzeug ingezet. Verder brengen de zeugen zelf hun biggen groot. 'Vanwege de goede melkproductie van de zeugen heb je wel een goed lactovoer nodig dat goed melkdrijvend is.'

Melk of pap bijvoeren aan de biggen is door de goede melkproductie van de TN50-zeugen niet nodig. De biggen krijgen gewoon droogvoer bijgevoerd. 'Want we houden het graag simpel', zegt Jannink. 'We beginnen met twaalf dagen melkpoeder, daarna een melkkorrel en de laatste vijf dagen voor spenen schakelen we over naar speenvoer. De biggen krijgen dat twee tot drie keer per dag bijgevoerd.'

De uitval in het kraamhok is laag en de zeugen brengen met gemak veel zware biggen groot. 'Dat weten we omdat we bij spenen geregeld een toom wegen. We zitten gemiddeld boven de 100 kilo toomgewicht.'

Goede vleesvarkens

Met het voordeel van het arbeidsgemak bij de zeugen en het grootbrengen van veel zware biggen houdt het niet op. De bedrijfsleider zegt dat de TN50 net als voorheen de Topigs 50 leverancier is van goede vleesvarkens.

'Omdat we een gesloten varkensbedrijf hebben, is een goed vleesvarken voor ons belangrijk. Daar moeten we het uiteindelijk mee verdienen. Het gaat ons uiteindelijk om hoeveel vleesvarkens we per zeug per jaar kunnen leveren. Dat ligt op dertig dieren', vertelt Jannink.

Groei

De prestaties van de vleesvarkens zijn daarbij prima. Jaarrond ligt de groei op 900 tot 910 gram per dag met daarbij een scherpe voerconversie van 2,30. Dat zijn nog de cijfers op basis van de PIC 408-eindbeer. Inmiddels is de bedrijfsleider overgeschakeld naar de Maxter-eindbeer en daarmee gaat de groei nog verder omhoog naar 950 gram per dag, waarbij de voerconversie op hetzelfde lage niveau blijft.

Of de TN50-zeug ook al invloed heeft op de nog betere prestaties van de vleesvarkens, kan Jannink nog niet zeggen. 'Daarvoor hebben we nu nog te veel variatie in de zeugen. Maar het gaat zeker niet achteruit.'