Breedband vergt meer gezamenlijke inzet

Dat schrijft minister Henk Kamp van Economische Zaken in een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van een rapport van de Rijksuniversiteit Groningen naar succes- en faalfactoren van breedbandinitiatieven.

Volgens de Rijksuniversiteit zijn er in 2016 veel positieve ontwikkelingen geweest rond breedbandinitiatieven in het buitengebied. Met name burgers zelf, regionale overheden, regionale kabelbedrijven en externe financiers spelen hierbij een bepalende rol.

Les

Belangrijke les is dat iedere lokale situatie en ieder lokaal initiatief vraagt om een aanpak die op de lokale situatie is toegespitst. Daarvoor is het nodig dat ieder nieuw initiatief de tijd krijgt om de aanpak in te richten naar de lokale behoeften en voorwaarden.

Landelijk beleid en zelfs provinciaal en lokaal beleid moeten daarom ruimte overlaten voor lokale invulling. Daarop aansluiten constateert de Rijksuniversiteit dat de aanleg van breedband in het buitengebied gezamenlijke inspanning en afstemming vereist van alle partijen.

Vervolg

De Rijksuniversiteit werkt momenteel aan een vervolgrapportage. Daarin komt zij met oplossingen om burgerinitiatieven voor breedband te ondersteunen. Ook richt zij zich op de witte gebieden waar nog geen burgerinitiatieven zijn en zich ook niet ontwikkelen. Deze rapportage is naar verwachting in het eerste kwartaal van 2017 klaar.

Voor de aanleg van snel internet heeft de Europese Commissie een specifiek staatssteunkader vastgesteld. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen staatssteun aan verschillende typen gebieden: de witte, grijze en zwarte gebieden.

In gebieden zonder snel internet waar geen netwerk aanwezig is met een snelheid van tenminste 30 Mbps, kan relatief laagdrempelig steun worden verleend. Daarnaast heeft Kamp een koepelregeling voor publieke financiering door decentrale overheden voor snel internet in voorbereiding.