Collectieve aanpak natuurbeheer werkt

Daarmee is een eerste stap gezet naar een meer effectief beheer en liggen er kansen voor verdere verbetering en uitbreiding. Dat blijkt uit onderzoek van Dick Melman van Wageningen Environmental Research (Alterra), in opdracht van de provincies.

'Wij adviseren ook om het beheer buiten kansrijke gebieden de komende jaren verder te verminderen en zoveel mogelijk op 'zwaar' beheer in te zetten', stelt Melman.

Kansrijk

'Van het lichte weidevogelbeheer ligt op dit moment 53 procent binnen kansrijk gebied, van het zware beheer 62-64 procent. Dit is een lichte verbetering ten opzichte van 2010, toen van het lichte beheer 40 procent en van het zware beheer 58 procent in kansrijk gebied lag.'

Ook op het gebied van ruimtelijke samenhang liggen er nog kansen, stelt Melman: 'Bijvoorbeeld door de kansrijke gebieden meer met elkaar te verbinden, zodat er een groter leefgebied ontstaat voor weidevogels.'

Nieuwe regeling

Afgelopen decennia is het aantal weidevogels in Nederland sterk afgenomen, ondanks de vele inspanningen door boeren, overheden en natuurorganisaties. Sinds 1 januari van dit jaar is daarom de nieuwe regeling voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) van start gegaan.

De regeling streeft naar een effectief en efficiënt agrarisch natuur- en landschapsbeheer in de meest kansrijke gebieden ('meer doen in minder gebieden'), uitgevoerd door agrarische collectieven waarvan grotendeels boeren van uitmaken . Provincies, collectieven en hun samenwerkingspartners monitoren actief de uitvoering en effecten van het beheer op diverse aspecten.

De provincies en collectieven richten zich meer op 'kansrijke gebieden'. Dit zijn gebieden waarin de optimale omstandigheden worden gecreëerd voor de doelsoorten van het ANLb, zoals weidevogels, zodat duurzame populaties ontstaan.