Pootgoedexport doet goede zaken in januari

De totale pootgoedexport bedraagt per 31 januari 417.000 ton, blijkt uit cijfers van de Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO). Daarmee is de uitvoer iets beter (1,5 procent) dan het vijfjarig gemiddelde. Vergeleken met vorig jaar is het exportvolume 12 procent groter. Een jaar geleden werd de export gehinderd door een krapte aan pootgoed. Daar hebben de verkopers dit jaar geen last van. Een goede vraag zorgt bovendien voor hoge prijzen.

Algerije blijkt in januari de grootste afnemer te zijn met 16.000 ton pootaardappelen, gevolgd door Italië met bijna 15.500 ton. De afzet naar Algerije is gestegen tot net boven de 80.000 ton en ligt daarmee weer op een goed niveau na een dip vorig jaar.

De gestegen export naar Italië weerspiegelt een grotere afzet naar andere vroege aardappelgebieden zoals Spanje en Portugal. Ook deze landen hebben tot en met januari meer pootgoed geïmporteerd dan in de dezelfde periode in de afgelopen jaren.

Daar staat tegenover dat de pootgoedexport naar de buurlanden België en Duitsland tot nog toe heel rustig is geweest. Dat geldt met name voor de Belgen die tot eind vorige maand nog geen 16.000 ton hebben afgenomen, tegen 27.500 ton een jaar geleden.

Normaal gesproken importeert België de grootste volumes in maart en april. In het seizoen 2023-2024 was dit land uiteindelijk met afstand de grootste afnemer van Nederlands pootgoed, met in totaal ruim 116.000 ton.

Mooie opstekers vormen dit seizoen het herstel in de afzet naar Irak, Egypte en Saoedi-Arabië. Laatstgenoemde heeft meer dan 25.000 ton Nederlands pootgoed afgenomen en dat is de grootste hoeveelheid sinds 2016.