Overzeese pootgoedexport ligt goed op schema

Vooral Algerije en Egypte kochten in het eerste deel van het afzetseizoen aanzienlijk meer Nederlands pootgoed dan vorig jaar. Op 31 december was al 72.120 ton verscheept naar Algerije, dat was op de laatste dag van 2020 bijna 40.000 ton minder. Traditioneel is Algerije een grote afnemer van Nederlands pootgoed. Maar vorig jaar bleef de afzet beperkt vanwege een tekort aan betalingscapaciteit en overheidsbeleid om de teelt van eigen pootgoed te stimuleren.

Dit jaar lijken de Algerijnen weer te kunnen profiteren van de hoge olieprijzen en daarmee investeren ze in goed uitgangsmateriaal voor hun eigen aardappelteelt. Voor Egypte is de situatie enigszins vergelijkbaar. Dit Noord-Afrikaanse land kocht tot de jaarwisseling 45.720 ton pootgoed uit Nederland. Dat is ruim 15.000 ton meer dan vorig jaar.

De exportteller voor Nederlands pootgoed staat tot en met 31 december 2021 op 349.190 ton. Op dit moment in het afzetseizoen is dit het hoogste volume van de afgelopen vijf jaar. Vorig jaar stond de teller op 332.800 ton op 31 december. Toen werd uiteindelijk 730.600 ton pootgoed van Nederlandse telers naar het buitenland verkocht.

De voorsprong op de pootgoedexport is vooral toe te schrijven aan de Afrikaanse bestemmingen zoals dus Algerije en Egypte. Marokko blijft juist wat achter ten opzichte van de verkoop van vorig jaar. Ook de Aziatische landen kochten tot dusver minder pootgoed dan vorig jaar. Opvallende achterblijvers zijn Israël met 14.400 ton (-4.000 ton), Irak met 10.600 ton (-5.000 ton) en Saudi-Arabië met 10.200 ton (-7.000 ton).

Europese afnemers hebben tot met de jaarwisseling nog maar zo'n 20 procent van hun geschatte behoefte afgenomen. Dat is vergelijkbaar met voorgaande jaren. Wat in elk geval opvalt is dat er nog nauwelijks pootgoed naar het Verenigd Koninkrijk is verkocht. Dit komt door de exportbelemmeringen vanwege de brexit. Normaal gesproken kopen de Britten jaarlijks zo'n 15.000 ton Nederlands pootgoed.