Ondanks neerslag nog steeds lage grondwaterstanden

Dat staat in de nieuwste Droogtemonitor van Rijkswaterstaat, de waterschappen en het KNMI. Landelijk gezien is het neerslagtekort 193 millimeter. Dat is meer dan het langjarig gemiddelde voor de maand augustus van 100 millimeter, maar aanzienlijk minder dan in 2018 en 1976 toen het tekort rond de 300 millimeter lag.

Het neerslagtekort vertoont over het land grote verschillen. In het oosten, met name in Twente en Oost-Gelderland, is het neerslagtekort het grootst, circa. 260 millimeter. Ook daar is het neerslagtekort kleiner dan in 2018, maar vergelijkbaar met 1976.

In de gebieden waar geen of beperkte wateraanvoer uit het hoofdwatersysteem mogelijk is, zijn de gevolgen van het neerslagtekort duidelijk merkbaar. Dit geldt met name in Twente en de Achterhoek, maar ook in het zuiden van Brabant, Limburg en Zeeland. De grondwaterstanden waren hier al laag en nemen op veel locaties verder af. Het aantal beken dat droogvalt neemt toe.

Hoge zandgronden

Op de hoge zandgronden melden waterschappen dat de natuur en de landbouw in een aantal gebieden door de droogte sterk onder druk staan. Deze gebieden zijn afhankelijk van neerslag en kunnen niet uit de grote rivieren en kanalen van water worden voorzien. Om de natuur te beschermen hebben de waterschappen op de hoge gronden onttrekkingsverboden uit oppervlaktewater ingesteld. In enkele gevallen zijn ook onttrekkingsverboden uit grondwater ingesteld.

In Zeeland zijn niet of nauwelijks onttrekkingsverboden ingesteld. De kwaliteit van het oppervlaktewater is veelal niet geschikt voor beregening omdat dit water van nature te zilt is. Maatregelen om het (regen)water zoveel als mogelijk vast te houden zijn vooral op de hoge gronden en in Zeeland van kracht.

Neerslag

De komende periode wordt wisselvallig weer verwacht met temperaturen van net onder het gemiddelde voor deze tijd van het jaar. De verwachting is dat dit voor een lichte daling van het landelijk gemiddelde neerslagtekort zorgt.

De aanvoer van de Rijn zal de komende periode licht stijgen, terwijl de aanvoer van de Maas naar verwachting licht afneemt. In beide gevallen is de aanvoer ruim voldoende om in de watervraag te voorzien.