Ruim kwart werkenden staat open voor baan in land- en tuinbouw

Dat blijkt uit onderzoek onder 1.268 Nederlanders die werken of willen werken, in opdracht van LTO Noord, ZLTO, LLTB, Glastuinbouw Nederland en NFO. 6 procent staat open voor een baan in de land- en tuinbouw, ruim een vijfde (22 procent) antwoordt met 'ja, misschien wel'. Iets minder dan de helft (47 procent) weet zeker dat werken in de land- en tuinbouwsector niets voor hen is.

De mensen die een carrière in de land- en tuinbouw wel zien zitten, hebben vaker een hoger opleidingsniveau dan de ondervraagden die niet in de sector willen werken. Evenveel vrouwen als mannen willen in de sector werken. Zij staan ook open voor werken in andere sectoren, vooral overheid, zorg en onderwijs.

Mismatch

Mensen die de sector niet als optie zien om te werken, hebben vaak weinig kennis van de (mogelijkheden in de) branche en hebben het idee dat de sector niet bij hen past. Deze mismatch tussen behoeften van potentiële werknemers en hun verwachting van wat de agrarische sector biedt, is volgens de land- en tuinbouworganisaties opvallend.

41 procent van de respondenten weet niet wat werken in de land- en tuinbouw inhoudt. Meer dan de helft van de respondenten (56 procent) is niet bekend met de land- en tuinbouw als werkgever. Ook de verwachtingen over de arbeidsvoorwaarden zijn niet positief. Genoemd worden: weinig loon, zwaar werk, lange dagen en weinig doorgroeimogelijkheden.

Betrouwbare en eerlijke werkgever

Goede arbeidsvoorwaarden, een prettige werksfeer, een betrouwbare en eerlijke werkgever en een goede goede werk-privébalans vinden de werkende Nederlanders belangrijk in een baan in de agrarische sector. De ondervraagden die in de land- en tuinbouw willen werken, hebben geen echte voorkeur voor een sector. Bijna een kwart (24 procent) weet het niet of heeft geen voorkeur voor een deelsector.

Mensen die het wel weten, vinken vaak meerdere opties aan. Fruitteelt wordt het vaakst genoemd (34 procent), gevolgd door glastuinbouw (33 procent) en de multifunctionele landbouw (31 procent). Bollenteelt (17 procent) en paddenstoelenteelt (14 procent) zijn minder in trek.

Het onderzoek is onderdeel van project Werken in de land- en tuinbouw. Daarin kijken de verschillende land- en tuinbouworganisaties of een gezamenlijk arbeidsplatform voor de land- en tuinbouw haalbaar is.