WUR: 50 procent hernieuwbare grondstoffen in potgrond is haalbaar

Het onderzoek naar de toekomstige beschikbaarheid van potgrondbestanddelen is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Doel is om de milieu-impact van potgrond te reduceren. Hiervoor hebben een brede coalitie van overheden en vakorganisaties, waaronder LTO Bomen, Vaste planten en Zomerbloemen, eind 2030 een convenant ondertekend.

In het rapport van Wageningen University & Research staat dat voor het verruimen van het aanbod op korte termijn bestaande grondstoffen als kokos, houtvezel, schors en compost doorontwikkeld kunnen worden door verdergaand fractioneren en vervezelen. Ook wordt potentie gezien in het samenvoegen van fracties in vooraf gedefinieerde groeimedia met teeltadvies.

Op lange termijn kunnen grondstoffen als acrotelm, verbeterde houtvezel, biochar, landbouwvezels en halffabricaten met compost doorontwikkeld worden. Dit kan door het stabiliseren van hout en landbouwvezels, het vergroten van het areaal voor paludicultuur (landbouw op natte veengrond), halffabricaten en composten, en het ontwikkelen van hygiënisatieprocessen en toetsen voor onder andere halffabricaten.

Volgens de onderzoekers van Wageningen University & Research is ook het effectief ondersteunen van telers met opleidingsaanbod en informatievoorziening een belangrijk onderdeel voor de toekomstige beschikbaarheid van potgrondbestanddelen.

Hernieuwbare grondstoffen

Op basis van het bovenstaande concluderen de onderzoekers dat een aandeel van 50 procent hernieuwbare grondstoffen in potgrond tegen 2030 haalbaar is. 'Alle convenantpartners zien het rapport als een mooi, robuust basisdocument dat inzicht geeft in de toekomstige mogelijkheden en onmogelijkheden qua beschikbaarheid van hernieuwbare grondstoffen', reageert directeur Han de Groot van Vereniging Potgrond- en Substraatfabrikanten Nederland.

'Maar de doelstelling van 50 procent is wel zeer ambitieus. Dan moet echt alles meewerken', voegt hij toe. Daarom hebben de convenantpartners acht randvoorwaarden gekoppeld aan het streefpercentage. 'Zo moeten de hernieuwbare grondstoffen er in voldoende hoeveelheid van voldoende kwaliteit en veiligheid zijn.'

Ook stellen de convenantpartners dat in het onderzoek van Wageningen University & Research wordt gerekend met een bepaalde verhouding tussen deelmarkten. 'Een significante wijziging in die verhouding heeft invloed op de haalbaarheid van de doelstelling', staat in het convenant. 'Ook is het belangrijk dat er voldoende locaties (en vergunningen) zijn om hernieuwbare grondstoffen te produceren in Nederland of directe omgeving.'

Hogere prijs

Belangrijk is ook dat marktpartijen de ambitie onderschrijven. 'Het is van belang dat afnemers zich realiseren dat potgrond en substraten, door duurdere grondstoffen, in prijs zullen stijgen. De klant moet ook bereid zijn een meerprijs te betalen.'

Verder mag er geen oneigenlijke concurrentie zijn met laagwaardige toepassing van biogrondstoffen in energieproductie of landbouw, moet er internationaal een gelijk speelveld zijn, moeten op Europees niveau gelijke eisen worden gesteld aan hernieuwbare grondstoffen en moeten er voldoende betrouwbare en betaalbare technologische oplossingen zijn voor het bewerken van reststromen die in het rapport worden genoemd.